Oefenstof SE

Importbeperkende maatregelen 
Exportbevorderende maatregel
Invoerrechten
importquota
exportsubsidie
invoerverbod
1 / 36
next
Slide 1: Drag question
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Importbeperkende maatregelen 
Exportbevorderende maatregel
Invoerrechten
importquota
exportsubsidie
invoerverbod

Slide 1 - Drag question

Wat hoort bij elkaar?
Produceren
Automatisering
Productiefactoren
Maatschappelijke kosten
Arbeidsproductiviteit
Het maken van goederen en leveren van diensten.
computers en computerprogramma's sturen de productie aan.
De samenleving betaalt mee aan de kosten van millieuschade.
De hoeveelheid producten die een werknemer in een bepaalde tijd kan maken.
Alles wat je nodig hebt om te produceren: natuur, arbeid en kapitaal.

Slide 2 - Drag question

Land A heeft €2.111 miljard aan goederen ingevoerd. De uitvoer bedroeg €1.520 miljard. Bereken het saldo van de handelsbalans en geef aan of dit een tekort of overschot is. (Vul in: getal/....)

Slide 3 - Open question

Hoeveel is de
de import?

Slide 4 - Open question

EU-land
EMU-land

Slide 5 - Drag question

Export is
A
Het uitvoeren van binnenlandse producten
B
In eigen land producten kopen.
C
Het invoeren van buitenlandse producten
D
In eigen land producten verkopen

Slide 6 - Quiz

Welk van onderstaande antwoorden is juist tussen Europese Unie en Europese monetaire unie
A
Het verschil tussen EMU- en EU-landen. is dat de EMU-landen de euro hebben ingevoerd
B
Alle Europese landen zijn aangesloten bij de EU
C
EU-landen mogen zonder voorwaarden makkelijk de euro invoeren, om zo tot de EMU te behoren
D
Landen binnen de EMU hebben allemaal hen eigen munt.

Slide 7 - Quiz

4). Kies in de volgende tekst telkens de juiste woorden:

''Met invoerrechten maakt de overheid de ...1... (import/export) van buitenlandse goederen ...2... (duurder/goedkoper). Hierdoor kopen consumenten ...3... (meer/minder) producten uit ons eigen land. Dat is ...4... (wel/niet) goed voor de werkgelegenheid in Nederland.''

...1...
...2...
...3...
...4...
import
export
duurder
goedkoper
meer
minder
wel
niet

Slide 8 - Drag question

Een depreciatie van de Deense Kroon leidt ertoe dat...
A
Deense producten voor andere landen goedkoper worden.
B
De Deense binnenlandse inflatie lager wordt.
C
Denen goedkoper in het buitenland op vakantie kunnen.
D
De Deense import zal stijgen.

Slide 9 - Quiz

Een depreciatie van de euro ten opzichte van de dollar wil zeggen dat koers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Van een land zijn de volgende gegevens bekend:
• nationaal inkomen: € 690 miljard
• invoerwaarde: € 191,7 miljard
• uitvoerwaarde: € 185,3 miljard
1) Bereken hoe groot het overschot of tekort op de handelsbalans was.
2) Bereken de importquote en de exportquote.

Slide 11 - Open question

Wat zijn de voordelen van import?

Slide 12 - Open question

De import van EMU stijgt, wat gebeurt er met de euro?
A
meer vraag naar de euro, dus appreciatie van de euro
B
meer aanbod van de euro, dus depreciatie van de euro
C
meer vraag naar de euro, dus depreciatie van de euro.
D
meer aanbod van de euro, dus appreciatie van de euro.

Slide 13 - Quiz

De gemeente
De provincie
De waterschappen
Het rijk
Wetwijziging doorvoeren
Beheer van het waterpeil
Aanvraag paspoort
Waar een dorp mag uitbreiden

Slide 14 - Drag question

Een depreciatie van de Deense kroon betekent dat
A
De Deense inflatie lager wordt
B
Deense producten in het buitenland goedkoper worden
C
Denen goedkoper op vakantie kunnen in het buitenland
D
De Deense import stijgt

Slide 15 - Quiz

Sleep de juiste afbeelding naar import of export
IMPORT
EXPORT

Slide 16 - Drag question

Inkomen
Internationale handel
Ontwikkelingssamenwerking
Ontwikkelingslanden
Protectiemaatregelen
Mate waarin je in je behoeften kunt voorzien
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen
Samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden om de welvaart in ontwikkelingslanden duurzaam te vergroten
Welvaart
Maatregelen om de productie en werkgelegenheid in eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen
Het geld dat je verdient of krijgt
Handel tussen twee of meer landen

Slide 17 - Drag question

Wat zijn de gevolgen van een lage arbeidsproductiviteit?
A
De kostprijs per product is hoog omdat de (loon)kosten over veel producten verdeeld kunnen worden
B
De kostprijs per product is laag omdat de (loon)kosten over veel producten verdeeld kunnen worden.
C
De kostprijs per product is hoog omdat de (loon)kosten over weinig producten verdeeld kunnen worden
D
De kostprijs per product is laag omdat de (loon)kosten over weinig producten verdeeld kunnen worden.

Slide 18 - Quiz

Mensen in Gambia krijgen een laag loon voor het werk wat ze doen. Wat is een gevolg van een laag loon in Gambia?
A
Meer export
B
Hoge welvaart in Gambia
C
Duurdere productie
D
Hoge belastinginkomsten voor de overheid

Slide 19 - Quiz

Marktvormen
aantal aanbieders
Veel
Weinig
Eén
homogene goederen
heterogene goederen
Sleep het juiste antwoord op de juiste plek in de tabel 
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie
Oligopolie

Slide 20 - Drag question

Volkomen concurrentie
Monopolistische concurrentie
Heterogeen product
Homogeen product
Voorbeeld:
zout
Voorbeeld:
smartphones

Slide 21 - Drag question

Monopolie
Volkomen concurrentie

Monopolistische concurrentie
Oligopolie
Homogene producten
Heterogene producten
Een aanbieder
Enkele aanbieders
Veel aanbieders
Zowel homogene als heterogene producten
Veel aanbieders

Slide 22 - Drag question

Monopolie

oligopolie
Monopolistische concurrentie
Volkomen concurrentie

Slide 23 - Drag question

contingentering
invoerrechten
exportsubsidie
proctectionisme
handelsbelemmeringen
Importheffing
importquotum
producten worden door belasting duurder, hierdoor kunnen Nederlandse bedrijven concurreren met buitenlandse bedrijven.
Buitenlandse bedrijven mogen maar een bepaalde hoeveelheid per jaar invoeren.
Bedrijven krijgen subsidie van de eigen overheid om prijzen van hun eigen producten lager te houden en zo beter te concurreren.

Slide 24 - Drag question

Vraag 5:
Geef aan of dit voor Brazilië wel of niet gunstig zou zijn. Ondersteun je keuze met een afweging van voor- en tegenargumenten (3p)

Slide 25 - Open question

De WTO heeft een akkoord bereikt over meer vrijhandel. De EU gaat daarom de protectiemaatregelen aanpassen. Wat voor maatregelen kan de EU nemen? 
1. De invoerrechten van de EU moeten
2. De importquota van de EU moeten 
3. De exportsubsidies van de EU moeten
Stijgen
Stijgen
Stijgen
Dalen
Dalen
Dalen

Slide 26 - Drag question

Waarom stijgen prijzen van producten/diensten?

Slide 27 - Open question

Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie

Slide 28 - Drag question

Geef voor elke groep met een lijn aan of het oude landbouwbeleid met garantieprijzen en handelsbelemmeringen voordelig of nadelig was. 
Voordelig
Nadelig
Europees consument
Europese boer
Boer in de verenigde staten 
Afrikaanse boer die tomaten naar de EU vervoert

Slide 29 - Drag question

Vicieuze crikel 
1.

2.

3. 
4. 
5. 
Armoede
Ondervoeding 
Lage lonen 
slechte gezondheid 
lage productie per werknemer 

Slide 30 - Drag question

Wat is een monopolie?
A
Een gezellig bordspel
B
Een bedrijf dat aandelen uitgeeft
C
Het alleenrecht op de handel in een product
D
Meerdere bedrijven die opgaan in één bedrijf

Slide 31 - Quiz

Monopolistische concurrentie
Monopolie
Oligopolie

Slide 32 - Drag question

Handelsbelemmeringen kunnen zijn?
A
regels over de hoeveelheid in te voeren producten
B
invoerrechten: belasting op producten uit buitenland
C
eisen stellen voor de kwaliteit van de in te voeren producten
D
gedoe aan de grens, formulieren enz.

Slide 33 - Quiz

1.
Lage Lonen
Werkgelegenheid stijgt
Zet de stappen in de juiste volgorde: 

2.
3.
4.
5.
Meer bedrijven
Lagere  productie kosten
Hogere Export

Slide 34 - Drag question

Aandelen zijn vrij verhandelbaar
A
Eenmanszaak
B
vof
C
BV
D
NV

Slide 35 - Quiz

De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen is je .............................................
Een algemene prijsstijging van producten noem je .............................................
Als je nominaal inkomen stijgt en er is inflatie, dan is de stijging van je ............................................. inkomen lager.
Als je ............................................. krijgt, stijgt je loon net zo hard als de prijzen, zodat je ............................................. gelijk blijft.
Inflatie wordt veroorzaakt door ............................................. stijgingen, hogere prijzen van ............................................. en hogere ............................................. die de overheid oplegt.
Ook veel vraag naar of weinig ............................................. van producten zorgt voor prijsstijging.
Het is de taak van de ............................................. om de inflatie in de eurozone laag te houden.
Opdracht 13: Sleep de begrippen in de juiste plek van de tekst.
koopkracht
inflatie
reële
prijscompensatie
koopkracht
loon
grondstoffen
belastingen
aanbod
ECB

Slide 36 - Drag question