Rekenen D3 Paragraaf 3.5 en GO

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 9
1 / 24
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

                                                          Welkom!


Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 2 les 9

Slide 1 - Slide

This item has no instructions



Hoofdstuk 3 Verhoudingen herkennen en gebruiken
Paragraaf 3.5 en Gemengde opgaven


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
Toets 4
Domein 5
Examen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P2.1 + 2.2
P2.3 + 2.4
P2.5 + 2.6
P2.7 + 2.8
P2.9 + GO
TOETS
P3.1 + 3.2
P3.3 + 3.4
P3.5 + GO
TOETS
Wat gaan we doen?
Starten en introductie
Opstarten van de les en korte introductie
Kennis activeren
Uitleg par. 3.5 Verhoudingen, breuken en percentages
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 3.5
Kennis toetsen
Maken gezamenlijke examenopdracht met toelichting
Kennis trainen
Maken (selectie van) gemengde opgaven
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Volgende week is het toetsweek!
We ronden domein 3 af met een verplichte toets in LessonUp. Voor de toets krijg je een cijfer. Dat cijfer geeft je een beeld van hoe goed je de lesstof van het domein beheerst. De opdrachten in de toets lijken op die van het rekenexamen dat je in week 30 moet maken.
Je vakdocent beoordeelt de toets en voorziet je opdrachten van persoonlijke feedback.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Wanneer kan je de toets maken?
Je maakt de voortgangstoets tijdens de normale lestijd. Je docent opent de toets en daarna kan je meteen aan de slag. Heb je ondersteuning nodig? Dan staat je docent voor je klaar!

Maak je alle opdrachten van de toets én lever je die op tijd in? Dan wordt je voor volgende week op aanwezig en actief gezet. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


Korte introductie les 9

Paragraaf 3.5 Verhoudingen, breuken en percentages


Leerdoelen

  • Ik ken het verband tussen verhoudingen, breuken en percentages.





Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Hoe reken je in de praktijk?
Dana is geslaagd voor de versnelde opleiding tot persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen. De opleiding startte in november 2022 met 120 studenten. Een kwart van de studenten viel na het eerste blok af. Van de groep die overbleef, liep de helft een vertraging op in de blokken 2 en 3. Van de overige studenten is slechts 20% in één keer geslaagd. De rest van de studenten moet gebruikmaken van een of meerdere herkansingen.

a. Bereken hoeveel studenten er na blok 1 deelnemen aan de opleiding.
b. Bereken hoeveel studenten er in de blokken 2 en 3 een vertraging oplopen.
c. Leg in je eigen woorden of met een berekening uit hoeveel studenten er in 
    één keer zijn geslaagd. 



timer
8:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions






Bereken hoeveel studenten er na blok 1 deelnemen aan de opleiding.
A
80 studenten
B
90 studenten
C
100 studenten
D
110 studenten

Slide 8 - Quiz

120 : 4 x 3 = 90 studenten





Bereken hoeveel studenten er in de blokken 2 en 3 een vertraging oplopen.
A
40 studenten
B
45 studenten
C
50 studenten
D
55 studenten

Slide 9 - Quiz

90 : 2 = 45 studenten



Leg in je eigen woorden of met een berekening uit hoeveel studenten er in één keer zijn geslaagd.

Slide 10 - Open question

In je eigen woorden
Na de blokken 2 en 3 zijn er nog 45 studenten over. Daarvan slaagt 20% in één keer. Dat zijn dus 9 studenten.

Met een berekening
45 : 100 x 20 = 9 studenten
  
timer
5:00
Pauze

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 3.5 Verhoudingen, breuken en percentages

Leerdoelen


  • Ik ken het verband tussen verhoudingen, breuken en percentages.



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Waar of niet waar?
25% van de stippen is blauw. 


Slide 13 - Slide

De stelling is niet waar.

Van de 12 ballen zijn er 4 blauw, dus dat is 1 op de 3, 33,3% of een derde.
Waar of niet waar?
De blauwe en gele ballen zijn in de meerderheid.


Slide 14 - Slide

De stelling is niet waar.

Er zijn 4 blauwe en 2 gele ballen, dus dat is 50% of de helft van de ballen.
Waar of niet waar?
Drie twaalfde is hetzelfde als 25%.


Slide 15 - Slide

De stelling is waar.
Drie twaalfde is hetzelfde als één vierde en dat is hetzelfde als 25%.
Waar of niet waar?
Er hebben 100 mensen meegedaan aan dit onderzoek.


Slide 16 - Slide

De stelling is waar.

1 + 3 + 12 + 32 + 45 + 6 + 1 = 100
Waar of niet waar?
Het aantal mensen dat tussen de 7 en 8 uur slaapt is ongeveer een derde.


Slide 17 - Slide

De stelling is waar.

32 op de 100 is ongeveer een derde.
Waar of niet waar?
Er slapen minder mensen korter dan 8 uur dan langer dan 8 uur.


Slide 18 - Slide

De stelling is waar.

1 + 3 + 12 + 32 = 48% 
slaapt korter dan 8 uur

45 + 6 + 1 = 52%
slaapt langer dan 8 uur

48% is minder dan 52%

Aan het werk
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 3.5.
 

timer
20:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions


Paragraaf 3.5 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions


Examenopdracht
timer
10:00
Nordin is op zoek naar een huis. Hij kan maximaal € 240.000 bieden. Op Funda ziet hij dit huis. De makelaar verwacht dat de verkoopprijs een tiende boven de vraagprijs zal liggen. Zijn bemiddelingskosten bedragen 3%.

a. Bereken wat het huis naar verwachting zal opleveren.
 
b. Leg in je eigen woorden of met een berekening uit of
    Nordin dit huis naar verwachting kan kopen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Een tiende is hetzelfde als 10%.

Bereken 1% van de verkoopprijs
215000 : 100 = € 2.150

Bereken 10% van de verkoopprijs
2150 x 10 = € 21.500 [1p]

Bereken de verwachte verkoopprijs
21.500 + 215.000 = € 236.500 [1p]


Wat weet je al?
Je weet de vraagprijs van het huis.
Die bedraagt € 215.000.

Je weet hoeveel er boven de vraagprijs wordt geboden.
Dat is 1/10 van de vraagprijs.

Je weet de bemiddelingskosten van de makelaar.
Die bedragen 3%.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

In je eigen woorden  
De verwachte verkoopprijs is € 236.500. Over dat bedrag zou Nordin 3% bemiddelingskosten moeten betalen. Dat is een bedrag van € 7.095. [1p] Als je dat bij elkaar optelt, kom je boven de € 240.000. [1p] Nordin kan dit huis naar verwachting niet kopen. [1p]

Met een berekening 
€ 236.500 : 100 x 3 = € 7.095 [1p]
€ 236.500 + € 7.095 = € 243.595 [1p]
€ 240.000 - € 243.595 = - € 3.595 [1p]



Wat weet je al?
Je weet de vraagprijs van het huis.
Die bedraagt € 215.000.

Je weet hoeveel er boven de vraagprijs wordt geboden.
Dat is 1/5 van de vraagprijs.

Je weet de bemiddelingskosten van de makelaar.
Die bedragen 3%.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen paragraaf 3.5
  • Ik ken het verband tussen verhoudingen, breuken en percentages.

Meer oefenen met domein 3?
Maak de Gemengde opgaven in NU Rekenen.
Volgende week
Toets domein 3

Slide 24 - Slide

This item has no instructions