Vertaaluitdaging: Van Nederlands naar correct Duits

Vertaaluitdaging: Van Nederlands naar correct Duits
1 / 13
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vertaaluitdaging: Van Nederlands naar correct Duits

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kunnen leerlingen zinnen vertalen van het Nederlands naar correct Duits en begrijpen ze hoe ze een kort lopend verhaal kunnen vertalen.

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel van de les en leg uit waarom het belangrijk is om te leren vertalen van Nederlands naar Duits.
Wat weet je al over het vertalen van zinnen van Nederlands naar Duits?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Grammatica
Duits heeft vier naamvallen: nominatief, genitief, datief en accusatief. Elke naamval heeft een specifieke functie in de zin.

Slide 4 - Slide

Leg kort de basisgrammatica van de Duitse taal uit en benadruk het belang van naamvallen in de Duitse zinnen.
Losse zinnen vertalen
Vertaal de volgende zinnen van Nederlands naar correct Duits: 'Ik hou van voetbal.' en 'Mijn broer heeft een nieuwe auto.'

Slide 5 - Slide

Laat de leerlingen individueel of in paren werken om de zinnen te vertalen. Bespreek daarna de juiste antwoorden als een klas.
Verhaal vertalen
Vertaal het volgende korte verhaal van Nederlands naar correct Duits: 'Ik ging gisteren naar de markt. Ik kocht wat fruit en groenten. Toen ontmoette ik mijn vriendin en we dronken koffie.'

Slide 6 - Slide

Laat de leerlingen individueel of in paren werken om het verhaal te vertalen. Bespreek daarna de juiste antwoorden als een klas.
Woordenschat
Leer de volgende woorden in het Duits: fruit (Frucht), groenten (Gemüse), vriendin (Freundin), koffie (Kaffee).

Slide 7 - Slide

Introduceer en herhaal de woorden in het Duits om de woordenschat van de leerlingen uit te breiden.
Oefening
Vertaal de volgende zin van Duits naar Nederlands: 'Ich gehe morgen ins Kino.'

Slide 8 - Slide

Laat de leerlingen individueel of in paren werken om de zin te vertalen. Bespreek daarna de juiste antwoorden als een klas.
Uitspraak
Luister naar de volgende zin en herhaal: 'Meine Schwester hat einen Hund.'

Slide 9 - Slide

Laat de leerlingen de zin herhalen om hun uitspraak te oefenen. Benadruk het belang van het correct uitspreken van de Duitse woorden.
Conclusie
Tijdens deze les hebben we geleerd hoe we zinnen van het Nederlands naar correct Duits kunnen vertalen, hoe we een kort lopend verhaal kunnen vertalen en hebben we onze Duitse woordenschat uitgebreid.

Slide 10 - Slide

Sluit de les af door de belangrijkste onderwerpen samen te vatten en de leerlingen te bedanken voor hun inzet en deelname.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.