Engels Vervolg Thema 2 les 1

Thema 2: Jij en je buurt
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 2: Jij en je buurt

Slide 1 - Slide

What did we do last week?

Slide 2 - Slide

Lesson plan
  • Lesson goal 
  • Start opdracht 
  • Learn new words and practise 
  • Learn new sentences and practise 
  • Learn about the past simple (verleden tijd) and practise 

Slide 3 - Slide

Lesson goal 
  • Learn new English words and sentences 
  • Learn 

Slide 4 - Slide

Vertel kort wat over je buurt.

Slide 5 - Open question

Startopdracht
Opdracht 1 op blz. 59

Wat zie je op de foto?
Schrijf 5 dingen op in het Nederlands. 
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Woordblok 1A 
Lees op blz. 60 en 61 opdracht 3 Woordblok 1A . 

Maak de bijbehorende opdracht op blz. 61 
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Uitdrukkingenblok 1
Lees op blz. 63 bij opdr. 5 de uitdrukkingen in het Engels en Nederlands. 

Maak de volgende opdrachten: 

Opdr. 8 op blz. 65
Opdr. 9 op blz. 65-66 
Opdr. 10 op blz. 66
Opdr. 12 op blz. 67


timer
15:00

Slide 8 - Slide

What's the difference?
  • This road to school is short. 
  • This road to school is shorter. 
  • This road to school is the shortest. 

Slide 9 - Slide

The difference: 
  • This road to school is short. 
  • Deze weg naar school is kort. 

  • This road to school is shorter. 
  • Deze weg naar school is korter. 

  • This road to school is the shortest. 
  • Deze weg naar school is het kortst. 

Slide 10 - Slide

Trappen van vergelijking
Zo vergelijk je dingen in het Engels: -er &  -est
smart - smarter - smartest

Let op: Als een woord op -y eindigt zoals 'busy' dan: -ier & -iest
busy - busier - busiest 

Ook hier heb je onregelmatige woorden, die moet je uit je hoofd leren. 
Voorbeelden: 
Good - better - best 
Bad - worse - worst 
Beautiful - more beautiful - most beautiful 

Slide 11 - Slide

Grammar exercise 
Lees uitlegblok - Vergelijken bij opdr. 13 op blz. 68
Maak de bij behorende opdracht. 

Maak daarna de volgende opdrachten: 
Opdr. 14 blz. 69 
Opdr. 15 blz. 70
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Hoe zeg je 'meer dan' in het Engels?
A
More then
B
More than
C
Morer
D
Morest

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'behind the policestation'?
A
Voor het politiebureau
B
Naast het politiebureau
C
Achter het politiebureau
D
De politie is bij het station

Slide 14 - Quiz

Het is maar een korte wandeling.
A
It is the shortest walk.
B
It's only a short walk.
C
It is but a short walking.
D
Walking very short very good.

Slide 15 - Quiz

Welke volgorde is correct?
A
bad - worse-worst
B
bad-badder-baddest
C
bad-bader-badest
D
bad-badier-badiest

Slide 16 - Quiz

Welke volgorde is correct?
A
angry-anger-angrest
B
angry-more angry-most angry
C
angry-angered-angerest
D
angry-angrier-angriest

Slide 17 - Quiz

Next week... 
  • New words 
  • New sentences 
  • Prepositions (voorzetsels)

Slide 18 - Slide