2c

Welcome
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

Aims
Ik kan 5 woorden uit de woordenlijst vertalen.
Ik kan het verschil tussen bijvoeglijk naamwoord en bijwoord vertellen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Watching
Workbook page 35
Exercise 14 
Individually 

Slide 4 - Slide

Listening
Workbook page 35-35
Exercise 15-16
Individually

Slide 5 - Slide

Reading
Textbook page 24
Workbook page 37
Exercise 18-19

Slide 6 - Slide

Vocabulary
Textbook page 29-30
oefen met de woorden

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een....
  • zelfstandig naamwoord
  • The red apple, the beautiful house.

Slide 8 - Slide

Bijwoord
  • Een bijwoord zegt iets over een....
  • werkwoord 
  • He drives fast.

Slide 9 - Slide

Bijwoorden
De meeste bijwoorden worden gevormd door –ly toe te voegen achter
het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful – beautifully
nice - nicely

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op:
 -le wordt: -ly (terrible - terribly)
- medeklinker + -y wordt: -ily (easy - easily)

Slide 11 - Slide

Opdracht
Welke zijn bijwoorden en welke zijn bijvoeglijke naamwoorden?
1. She is a wonderful person.
2. Ted acts selfishly.
3. We have a fantastic sister.
4. Those were some easy questions.
5. They went extremely fast.
6. My brother drives really well.
7. MJ always performed well, he was a good perfomer.

Slide 12 - Slide