Goed: Ieders referentiekader is uniek. Iedereen heeft een persoonlijk beeld van wat waar is. Hierdoor kunnen communicatiestoringen ontstaan. Het is belangrijk om je bewust te zijn van het feit dat jij zaken heel anders kunt ervaren dan de cliënt waarmee je te maken hebt. Door je eigen referentiekader heb je misschien al snel een beeld gevormd van de ander. Dit kan ervoor zorgen dat je niet meer openstaat voor de ander. Iedereen ziet zaken vanuit zijn eigen beleving, dit betekent niet dat iets goed of fout is. Het referentiekader is het geheel van waarden, normen, overtuigingen en verwachtingen die jijzelf, maar ook de ander heeft. Omdat de zender en de ontvanger beiden beïnvloed worden door hun eigen referentiekader, kun je zaken op een heel andere manier waarnemen, horen en beleven dan de ander.
Gedeeltelijk goed: Het referentiekader is het geheel van waarden, normen, overtuigingen en verwachtingen die jijzelf, maar ook de ander heeft. Omdat de zender en de ontvanger beiden beïnvloed worden door hun eigen referentiekader, kun je zaken op een heel andere manier waarnemen, horen en beleven dan de ander.
Niet goed: Als je geen antwoord hebt gegeven dat staat bij goed of gedeeltelijk goed, dan moet je het niet goed rekenen.