Spelling groep 5 blok 4

In woorden met 's vervangt de komma het woord 'des'.
A
Waar
B
Niet waar
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

In woorden met 's vervangt de komma het woord 'des'.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

Welke van de woorden is goed geschreven?
A
'szaterdags
B
s' ochtends
C
's middags
D
savonds

Slide 2 - Quiz

De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat zegt wat iets of iemand doet.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
schreewen
B
tromel
C
's midags
D
tachtig

Slide 4 - Quiz

Welke categorie hoort bij het woord
de ara

A
klankgroepenwoord
B
samenstelling
C
hakwoord

Slide 5 - Quiz

Welke categorie hoort bij het woord
de roofvogels
A
komma s woord
B
samenstelling

Slide 6 - Quiz

Welk woord is goed geschreven
A
papagaai
B
papegaai
C
papegaaj
D
papagaaj

Slide 7 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
's zaterdags
B
graazen
C
flingke
D
indijanen

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Een walvis is een zoogdier

A
Een
B
walvis
C
is
D
een zoogdier

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De directeur opent de deuren
A
De directeur
B
opent
C
de
D
deuren

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Het veulen drinkt bij zijn moeder

A
Het veulen
B
bij
C
drinkt
D
zijn moeder

Slide 11 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin:
Ik fiets naar mijn oude oma
A
fiets
B
mijn
C
oude
D
oma

Slide 13 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin:
Ik drink gele limonade
A
ik
B
drink
C
gele
D
limonade

Slide 14 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin:
Hij ligt in het kleine mandje
A
hij
B
kleine
C
ligt
D
mandje

Slide 15 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
bizonkude
B
mustang
C
poemma
D
indiaanen

Slide 16 - Quiz

Welk woord is goed geschreven?
A
gebauw
B
zeebra
C
dringkplaatsen
D
Afrikaanse

Slide 17 - Quiz

Welke categorie hoort bij het woord:
's ochtends

A
samenstelling
B
komma s woord

Slide 18 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin:
Hij springt op een zachte bank
A
Hij
B
bank
C
springt
D
zachte

Slide 19 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Hij springt op een zachte bank
A
Hij
B
springt
C
zachte
D
bank

Slide 20 - Quiz