8.5: rond je cellen

8.5 Rond je cellen
vwo 2
2021
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

8.5 Rond je cellen
vwo 2
2021

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Het 'biologische momentje' van de dag... 
- Korte check vorige les 
- Leerdoelen 8.5
- Nieuwe uitleg paragraaf 8.5
- Gelegenheid tot vragen stellen
- Zelfstandig werken aan HW opdrachten paragraaf 8.5
- HW controle (8.4), inleveren tekening, repetitie 27 maart



Slide 2 - Slide

Het 'biologische momentje' van de dag...
Keelamandelen:
  • Zitten achterin je keel.
  • De keelamandelen hebben een functie bij de afweer.
  • De keelamandelen beschermen het lichaam tegen
      verschillende bacteriën en virussen, die via de mond
      binnen komen en zo ernstige ziektes kunnen veroorzaken.
  • Kunnen ontstoken raken ‘tonsillitis’. De keelamandelen
     opgezwollen en rood, waarbij soms witte stippen en
     pus zichtbaar worden.
  • Keelamandelen ‘knippen’ of ‘pellen’.

Slide 3 - Slide

Check stof van de vorige les
a.d.h.v. 5 open vragen

Slide 4 - Slide

1. De vorige les hebben we het gehad over de bloedsomloop.
1. Wat weet je allemaal nog over slagaders?
2. Wat weet je over haarvaten
3. Wat weet je over aders.

Slide 5 - Open question

2. Wat is de functie van de kleine bloedsomloop?

Slide 6 - Open question

3. Wat is de functie van de grote bloedsomloop?

Slide 7 - Open question

4. Wat is de functie van de kransslagaders en de kransaders?

Slide 8 - Open question

5. Hoe kan een hartinfarct ontstaan?

Slide 9 - Open question

Start uitleg 8.5
blz. 121

Slide 10 - Slide

Leerdoelen:
  • Weten hoe de vloeistof heet afhankelijk van de plek.
  • Het verband kunnen uitleggen hoe de samenstelling van de vloeistof veranderd d.m.v. verbranding en de plek waar het zich bevindt.
  • Kunnen benoemen hoe bloedplasma weefselvloeistof wordt en hoe weefselvloeistof weer lymfe of bloedplasma wordt.
  • De functie van je lymfevatenstelsel kunnen benoemen.
  • Kunnen uitleggen hoe de lymfe uiteindelijk weer terugkomt in je bloedsomsloop.
  • Kunnen uitleggen waarom een lymfeknoop/klier schotjes heeft.
  • Kunnen uitleggen wat er gebeurd wanneer lymfe niet goed wordt afgevoerd.
  • Het proces van osmose kunnen uitleggen en kunnen toepassen op het menselijk lichaam.
  • Kunnen uitleggen wat een oedeem is en hoe het ontstaat.  








Slide 11 - Slide

Elke cel heeft O2 en glucose nodig. Zou iedere cel letterlijk worden bereikt door een haarvat?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Niet iedere cel is dus verbonden met een haarvat. Toch krijgt iedere cel wel voedsel. Hoe dan? 
  • De bloeddruk perst bloedplasma + opgeloste stoffen (glucose + O2) uit de haarvaten.
  • Bloedplasma komt tussen de cellen terecht.
  • Vanaf nu heet het weefselvocht/vloeistof 
  • WV vloeit/sijpelt tussen alle cellen en bereikt alle cellen.
  • Afgifte van meegenomen O2 aan de cellen + uitwisseling van   voedingsstoffen/afvalstoffen.

  • Proces verbranding kan nu plaatsvinden in de cellen.


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Een gedeelte van het weefselvloeistof moet terug naar het bloed, anders word je bloed te dik.
Hoe komt het weefselvloeistof nu weer terug in het bloed?

Slide 15 - Open question

Weefselvloeistof kan op 2 manieren weer terug:
  1. Klein gedeelte v/h weefselvloeistof stroomt terug in het haarvat (wordt opgezogen door het haarvat).
    Het heet dan weer bloedplasma. 

  2. Weefselvloeistof wat niet is opgenomen in het haarvat komt terecht in de lymfevaten. Het heet dan lymfe.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Lymfevaten:
  • Kenmerken van lymfevaten:
    - Een doorlaatbare wand
    - Bevatten kleppen (lymfe kan één kant op).


  • Lymfe(vloeistof) bevat:
    - water met opgeloste stoffen / afvalstoffen zoals CO2.
    - witte bloedcellen (vorm veranderen, passeren wanden). 


Slide 18 - Slide

Lymfevatenl
  • Lymfevatenstelsel =
    - lymfevaten
    - lymfeknopen

  • Lymfeknoop/klier: lymfevaten komen bij elkaar.
     
  • Lymfe  weer terug in het bloed via                                                                    de         bovenste holle ader.

Slide 19 - Slide

Lymfeknoop of klier:
  • Lymfeknoop/klier
    – bevatten schotjes
    – vertragen lymfe
    – controle witte bloedcellen op ziekteverwekkers/
        schadelijke stoffen. 
  • Grootste lymfeklier = milt
  • Lymfoedeem = ophoping teveel lymfe.
    (zie foto: Lymfevocht wordt dan niet goed afgevoerd)

Slide 20 - Slide

Einde les: 
  • Check. Hierna volgen nog 6 vragen om te kijken of de stof begrepen is. 

  • Hierna korte check. 
  • Om te kijken of je het allemaal begrepen hebt kun je voor jezelf via biologiepagina nog invulopdrachten maken. 




Slide 21 - Slide

Korte check!
a.d.h.v. 6 vragen

Slide 22 - Slide

In bloedvaten
Tussen de cellen
In de lymfevaten
Bloedplasma
Lymfevloeistof
Weefselvloeistof

Slide 23 - Drag question

2. Wat bevindt zich op plaats P?
A
Bloed
B
Lymfe
C
Weefselvloeistof

Slide 24 - Quiz

3. Waar bevinden witte bloedcellen zich in het lichaam?
A
Alleen in bloed
B
Alleen in weefselvloeistof
C
In bloed en weefselvloeistof
D
In bloed, lymfe, weefselvloeistof

Slide 25 - Quiz

4. Lymfe ontstaat doordat bloedplasma eerst...?
A
Lymfe wordt en daarna weefselvloeistof
B
Weefselvloeistof wordt en daarna lymfe

Slide 26 - Quiz

5. Waaruit bestaat lymfe?

Slide 27 - Open question

6. Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 28 - Quiz