Taal groep 5 - thema 5 - week 2

Taal 
We gaan oefenen met de onderwerpen en themawoorden van week 2.

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal 
We gaan oefenen met de onderwerpen en themawoorden van week 2.

Slide 1 - Slide

Woordenschat
Welke nieuwe woorden heb jij onthouden?

Slide 2 - Slide

Een grote ruimte waar proeven gedaan worden. Er worden dingen onderzocht.
A
een laboratorium
B
een wetenschapper
C
een ruimtestation
D
een aarde

Slide 3 - Quiz

Een apparaat dat om de aarde draait. Het maakt foto's van de aarde of zend tv-programma's uit.
A
een wetenschapper
B
een laboratorium
C
een aarde
D
een satelliet

Slide 4 - Quiz

Een ruimtevoertuig waar verschillende astronauten een tijdje blijven om onderzoek te doen.
A
een aarde
B
een ruimtestation
C
een proef
D
een wetenschapper

Slide 5 - Quiz

Een onderzoek naar hoe iets werkt.
A
Een aarde
B
Een ruimtestation
C
Een laboratorium
D
Een proef

Slide 6 - Quiz

Een soort grote verrekijker waarmee je naar de sterren en planeten kijkt.
A
een zonnestelsel
B
een smeerboel
C
een telescoop
D
gedeeltelijk

Slide 7 - Quiz

Opeens.
A
op slag
B
zonnestelsel
C
gedeeltelijk
D
een luchtje scheppen

Slide 8 - Quiz

Komma's

Slide 9 - Slide

Welke zin is goed?
Martin wat wilde je worden als kind?
A
Martin, wat wilde je worden als kind?
B
Martin wat wilde, je worden als kind?
C
Martin wat wilde je worden, als kind?
D
Martin wat wilde je, worden als kind?

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed?
Als je ruzie hebt kun je niet slapen.
A
Als je ruzie, hebt kun je niet slapen.
B
Als je ruzie hebt, kun je niet slapen.
C
Als je ruzie hebt kun, je niet slapen.
D
Als je, ruzie hebt kun je niet, slapen.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is goed?
Ik keek het liefst naar buiten naar de aarde.
A
Ik keek het liefst naar buiten, naar de aarde.
B
Ik keek, het, liefst naar buiten naar de, aarde.
C
Ik keek, het liefst naar buiten naar de aarde.
D
Ik keek het liefst, naar buiten, naar de, aarde.

Slide 12 - Quiz

Zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Slide

Wat is het zelfstandig naamwoord?
De astronauten willen er graag heen.
A
astronauten
B
willen
C
graag
D
heen

Slide 14 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Vandaag is de controle van de bonenplantjes.
A
controle, vandaag
B
controle, bonenplantjes
C
de, van
D
vandaag, bonenplantjes

Slide 15 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Hoe groeit de boon in de ruimte?
A
boon, groeit
B
hoe, in
C
boon, hoe
D
boon, ruimte

Slide 16 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Dat is een lange reis.

Slide 17 - Open question

Klaar! 

Slide 18 - Slide