3.4 Aan elkaar of los

Nederlands 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands 

Slide 1 - Slide

Tussenletters
Hoe zit dat eigenlijk?

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

- Kort interactief herhalen theorie §4.1 + §4.2 (12 open vragen)

- Grammatica §4.3 Los of aan elkaar?

- Moeilijke woordenlijst (instructie: ontwikkeldossier)
-  Grammatica §4.2 Tussenletters

Slide 3 - Slide

Resultaten Lezen hfdst.2
Vrijgegeven in NuNederlands

Toetsresultaat (algemeen, 3F): circa 33% voldoende
Ontwikkeling leesvaardigheid: gem. +8% t.o.v. begin periode 1*

Herhaalde tip: investeer in jezelf en blijf/ga weer vrij lezen!
                               (versterkt o.a. leesvaardigheid als schrijven)

Slide 4 - Slide

Extra digitaal spreekuur*
  • maandag 12.30 - 14.00 uur
  • dinsdag 12.30 - 14.00 uur

Met inschrijving mogelijkheid voor individueel beantwoorden van vragen over behandelde lesstof, stukje extra begeleiding, vragen over inschrijven examens, etc.
Stuur me een chatbericht met jouw vraag; dan plan ik het in.

Slide 5 - Slide

BeterSpellen: wat is de juiste spelling?
A
simpatie
B
simpathie
C
sympatie
D
sympathie

Slide 6 - Quiz

BeterSpellen: wat is de juiste spelling?
A
cleptomaan
B
cleptomaam
C
kleptomaan
D
kleptomaam

Slide 7 - Quiz

Wat betekent 'kleptomaan'?
A
Iemand met een ziekelijke neiging tot stelen
B
Iemand die steeds lang blijft praten
C
Iemand die verslaafd is om spullen te kopen

Slide 8 - Quiz

Toepassing spellingsregels: hoe schrijf je het meervoud van kleptomaan?

Slide 9 - Open question

Herhalen / controle lesstof


week 2 en 3

Slide 10 - Slide

Hoe schrijf je het meervoud van collega?

Slide 11 - Open question

Wat is het meervoud van cursus?

Slide 12 - Open question

Hoe schrijf je het meervoud van baby?

Slide 13 - Open question

Hoe spel je monnik in meervoud?

Slide 14 - Open question

Hoe spel je fotograaf in meervoud?

Slide 15 - Open question

Wat is het meervoud van medium?
(zie plaatje)

Slide 16 - Open question

Hoe schrijf je het meervoud van politicus?

Slide 17 - Open question

Spelling: wat zijn deze dingen op het dak?
(in meervoud)

Slide 18 - Open question

Spelling: wat voor gerecht is?

Slide 19 - Open question

Spelling: het verschil in hoogte noem je ...

Slide 20 - Open question

Samengestelde woorden: de verklaring van een werkgever ...

Slide 21 - Open question

Wat is de juiste spelling?
A
paddenstoel
B
paddestoel

Slide 22 - Quiz

Uitzonderingen in onze taal
Volgens de huidige officiële spelling is paddenstoel juist.

Echter, wie vindt dat paddenstoel te veel de gedachte oproept aan een letterlijke stoel voor een pad, en niet aan een zwam, kan het woord gerust zonder tussen-n schrijven. In dat geval wordt paddestoel als een min of meer 'ouderwetse samenstelling' behandeld. Dit gebeurt vaker bij woorden waarvan de betekenis niet letterlijk is, bijvoorbeeld nachtegaal, bakkebaard, etc.

Slide 23 - Slide

Conclusies (1 van 3)
  • De meeste zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud -en of -s
  • Latijnse woorden eindigend op -icus wordt in meervoud -ici, -ium wordt -ia
  • Nederlandse zelfstandig naamwoorden eindigend op een -a, -i, -o, -u en -y krijgen in meervoud 's, -e krijgt -s. 

Slide 24 - Slide

Conclusies (2 van 3)
Samengestelde woorden
  • Schrijf -en- in een samenstelling als het linkerwoord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en: tomaat + soep = tomatensoep.

  • Als het linkerwoord al eindigt op -en, gebruik je geen extra -en-: havengebied, keukentafel.

Slide 25 - Slide

Conclusies (3 van 3)
 Uitzonderingen bij samengestelde woorden:
  1. het linkerwoord heeft een meervoud op -en én -s 
  2. het linkerwoord heeft geen meervoud (rijst, lof, raad, tarwe)
  3. van het linkerwoord is er maar één (zoals de zon)
  4. het linkerwoord versterkt het rechterwoord (superleuk)
  5. in ouderwetse samenstellingen (bakkebaard, bolleboos, etc)

Slide 26 - Slide

Aan elkaar of los?
Grammatica §4.3

Slide 27 - Slide

Aan elkaar of los?
In het Nederlands schrijf je de volgende woorden aan elkaar:

  1. samenstellingen (ook al wordt het nieuwe woord erg lang)
  2. getallen tot en met het woord duizend
  3. woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel

Slide 28 - Slide

samenstellingen
Twee woorden die samen één woord vormen:

garage + houder / = garagehouder
gemeente + gids / gids van de gemeente = gemeentegids

En ook:
ziektekostenverzekeringspolis
arbeidsovereenkomst


(ook al wordt het nieuwe woord erg lang): garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling, .
woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin, daarmee, waarvan.
getallen tot en met het woord duizend. De woorden duizend, miljoen en miljard schrijf je dus los: 750 = zevenhonderdvijftig; 3.510 = drieduizend vijfhonderdtien.

Slide 29 - Slide

getallen t/m. het woord duizend

     23: drieëntwintig
   150: honderdvijftig
  672: zeshonderdtweeënzeventig
3510: drieduizend vijfhonderdtien

224.512: tweehonderdvierentwintigduizend vijfhonderdtwaalf

Slide 30 - Slide

aan elkaar of los?
woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel

  • erop, hierin, daarmee, waarvan

Slide 31 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
topsportcarrière
B
topsport carrière
C
top sport carrière

Slide 32 - Quiz

Hoe schrijf je dit getal goed: 12.413?
A
twaalf duizend vierhonderd dertien
B
twaalf duizend vierhonderddertien
C
twaalfduizend vierhonderddertien
D
twaalfduizendvierhonderddertien

Slide 33 - Quiz

Koppelteken
Dit is het leesteken dat onderdelen van samenstellingen of samenkoppelingen met elkaar verbindt. Je gebruikt dit bij:

  • een deel van een samenstelling bestaat uit een naam, letters, cijfers of tekens:
    mbo-opleiding, tv-gids, dvd-hoesje, A4-formaat, het @-teken
    het kabinet-Rutte, een 3-jarige opleiding

Slide 34 - Slide

Gebruik koppelteken
een samenstelling bestaat uit:
  • twee gelijkwaardige delen:
    zwart-wit, directeur-eigenaar.
  • meer dan twee woorden, waarbij de eerste twee delen gelijkwaardig zijn:
    prijs-kwaliteitverhouding, woon-werkverkeer.

Slide 35 - Slide

Gebruik koppelteken
  • het woord een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is:
    Centraal-Europa, Noord-Hollandse, Zuid-Amerikaanse

  • ze een vaste combinatie zijn:
    kant-en-klaarmaaltijden, kat-en-muisspel, nek-aan-nekrace

Slide 36 - Slide

Gebruik koppelteken
  • Als het eerste deel begint met de voorvoegsels
    niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-, Sint- 

  • Sint-Nicolaas, oud-burgemeester, niet-rokers, leerling-verpleger, ex-man.

Slide 37 - Slide


A
zin A
B
zin B

Slide 38 - Quiz


A
zin A
B
zin B
C
zin C

Slide 39 - Quiz

Weektaak
  1. Grammatica §4.3 Aan elkaar of los: maken weekopgaven
  2. BeterSpellen 3F (niveau 4) of BeterSpellen 2F (niveau 3): 
    maak de opgaven vanaf 1 februari t/m vandaag
  3. Bijwerken van jouw eigen moeilijke woordenlijst

  • Grammatica §4.1 en §4.2 af (= eerder huiswerk)

Slide 40 - Slide

Weektaak
  1. Grammatica §4.3 Aan elkaar of los: maken weekopgaven
  2. BeterSpellen 3F (niveau 4) of BeterSpellen 2F (niveau 3): 
    maak de opgaven vanaf 1 februari t/m vandaag
  3. Bijwerken van jouw eigen moeilijke woordenlijst

  • Grammatica §4.1 en §4.2 af (= eerder huiswerk)

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Eigen moeilijke woordenlijst

  • 30 moeilijke woorden of begrippen termen met daarachter hun betekenis (6 weken 5 woorden; meer mag, minder niet)

Doel: actief vergroten eigen woordenschat


Slide 43 - Slide

Schrijf jouw 2 belangrijkste dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 44 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 45 - Open question

Weektaak
  1. Grammatica §4.3 Aan elkaar of los: maken weekopgaven
  2. Beter Spellen 3F (niveau 4) of Beter Spellen 2F (niveau 3): 
    maak de opgaven vanaf 1 februari t/m vandaag
  3. Bijwerken van jouw eigen moeilijke woordenlijst

  • Grammatica §4.1 en §4.2 af (= eerder huiswerk)

Slide 46 - Slide