2AH - 7/4 - herhaling aanwijzend voornaamwoord + G - c.3 ed.6

Aujourd'hui
  • Herhaling aanwijzend voornaamwoord
Jeudi 7 avril
Buts: Ik ken de verschillende aanwijzende voornaamwoorden en kan ze gebruiken in zinnen.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
  • Herhaling aanwijzend voornaamwoord
Jeudi 7 avril
Buts: Ik ken de verschillende aanwijzende voornaamwoorden en kan ze gebruiken in zinnen.

Slide 1 - Slide

Donderdag 21 april
Toets hoofdstuk 3

Je leert blz. 128, 129, 130 + 131

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Doel
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst

Bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt.
Dat = aanwijzend voornaamwoord.

Slide 4 - Slide

Schrijf de 4 aanwijzende voornaamwoorden op en geef aan wanneer je ze gebruikt.

Slide 5 - Slide

Franse vormen
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:




Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. 

Slide 6 - Slide



die zwembroek
deze sportschoenen
die kleur
dat overhemd
dit merk
die supermarkten
dat winkelcentrum


deze tieners
die broeken
die appel
dit boek
deze truien
dat spel
die grap
Vertaal de woorden in het Frans en gebruik het juiste aanwijzend voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Corriger
We gaan opdracht 17abd, 18ab + 19 blz. 110-112
nakijken.

Slide 8 - Slide

Exercice 17a
1 Hoe vind je die/deze spijkerbroek?
2 Ik vind dit/dat paar schoenen leuker.
3 Ik ben dol op deze/die gympen/sneakers.

Exercice 17c
1 ce              3 ce             5 cet
2 cette        4 cette




Exercice 17d
1 Cette             4 Cet
2 Ces                5 Cet
3 Ce                   6 Ce

Exercice 18a
1 ce                 4 ces
2 cette           5 ce
3 ce                  6 cette



Slide 9 - Slide

Exercice 18b
1 cet
2 Ce
3 Cette
4 ces
5 ce
6 Cette

Exercice 19
1 Comment tu trouves ce T-shirt bleu? Il est super.

2 Comment tu trouves cette jupe rose? J’aime bien ce modèle.

3 Comment tu trouves ces baskets noirs? Ils sont cools.






Slide 10 - Slide

Phrases clés G
In duo's : opdracht 30


KLAAR? Ga naar slimstampen en oefen de woorden en zinnen
Ex. 28b

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide