2h7 - vr170125

1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Corriger
  • Grammaire
  • 'Au travail
  • Les devoirs
But: weten welke vormen er zijn van het aanwijzend voornaamwoord en hiermee het verschil tussen 2 objecten kunnen aangeven

Slide 2 - Slide

Interroger
  1. les chaussures - de schoenen
  2. porter - dragen
  3. accro - verslaafd
  4. devant - voor
  5. 99 - quatre-vingt-dix-neuf
  6. 200 - deux cents
  7. 87 - quatre-vingt-sept
  8. 13 - treize

Slide 3 - Slide

'Fitcheck'
Vertel:
1. welke kledingstukken je draagt (ik draag een rode trui en een blauwe broek) minstens 3 kledingstukken
2. over minstens één kledingstuk hoe duur het is
3. welk kledingstuk je lievelingsitem is

Slide 4 - Slide

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
Hoe vind je deze broek?
Hebben jullie die nieuwe film al gezien?

Wijst iets specifieks aan

Slide 5 - Slide

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
Comment tu trouves ce jean bleu?
Comment tu trouves cet homme? 
Comment tu trouves cette robe bleu?
Comment tu trouves ces vetements?

Vertaling: deze/die/dat/dit 

Slide 6 - Slide

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
mannelijk ev.
ce
mannelijk ev. 
stomme h/klinker
cet
vrouwelijk ev. 
cette
meervoud
ces

Slide 7 - Slide

Grammaire - aanwijzend voornaamwoord
Vaste uitdrukkingen: 

vanochtend: ce matin
vanmiddag: cet après-midi
vanavond: ce soir

Slide 8 - Slide

Un petit exercice: remplis et traduis
1. ces chaussures sont trop petites. 
2. ce pantalon est vieux. 
3. cet hôtel n'est pas grand. 
4. cette fille habite au Portugal. 
5. ce magasin est nouveau. 

Slide 9 - Slide

Au travail
Page 110
Ex. 17c

Ex. 17ad, 18ab, 19
timer
1:00

Slide 10 - Slide

Corriger ex. 17a
  1. Hoe vind je deze/die spijkerbroek?
  2. Ik heb liever dat paar schoenen. 
  3. Ik ben dol op deze/die sneakers. 

Slide 11 - Slide

Corriger ex. 17d
  1. cette
  2. ces
  3. ce
  4. cet
  5. cet
  6. ce

Slide 12 - Slide

Corriger ex. 18a
  1. ce
  2. cette
  3. ce
  4. ces
  5. ce
  6. cette

Slide 13 - Slide

Corriger ex. 18b
  1. cet
  2. ce
  3. cette
  4. ces
  5. ce
  6. cette 

Slide 14 - Slide

Corriger ex. 19
  1. Comment tu trouves ce T-shirt? - Il est bleu
  2. Comment tu trouves cette jupe? - Elle est belle. 
  3. Comment tu trouves ce sac? - Il est grand. 

Slide 15 - Slide

Décrire les vêtements
- Ga naar hm.com
- Zoek een afbeelding met persoon die verschillende kledingstukken draagt. 
- Omschrijf dmv aanwijzend voornaamwoord in het Frans minstens 3 kledingstukken
- Let op de vervoeging van het bijvoeglijk naamwoord!
Ce pantalon est rouge. 

Slide 16 - Slide

Les devoirs
Mardi le 21 janvier

Apprendre: blokje B nf/fn + getallen t/m 1000 nf/fn
Faire: Ex. 17ad, 18ab, 19




Slide 17 - Slide