les 21 week 8

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Du hast 2 Minuten für:

Je hebt 2 min om: 

• mobiel in de wandtas
• oortjes uit
  
• je zit op je vaste plek

Voordat de docent begint met de les heb je op tafel: 

• werkboek + schrift + planagenda + etui

Wie is aanwezig?

Heb jij je werkboek en je schrift bij? Geef het aan als je ze niet op orde hebt!

Wat gaan we vandaag doen?

- nakijken

- Proefwerkstof bespreken

- herhaling lidwoorden

- woordjes leren

- zelfstandig werken/leren

Planagenda 1B:

Proefwerk H2: 24 feb. 2025

Huiswerk volgende les: 

 vanaf blz. 90 opdr. 1 / 2 / 3 / 4 / 5 

PW H2

•  Blz. 95 Lektion 1 + 2 woorden D-NL + Lektion 3 woorden NL-D
•  blz. 96 zinnen Redemittel NL-D
•  blz. 96 Lektion 4 + 5 D-NL
•  blz. 59 persoonlijk voornaamwoord
•  blz. 59/60 basisregel + stam op -s regel 
•  blz. 67 haben en sein
•  Het bepaalde lidwoord der / die / das

nakijken

- vanaf blz. 87 opdr. 8 /9 / 10

-  vanaf blz. 90 opdr. 1 / 2 / 3 / 4 / 5 

Heb je nog vragen? Laat het je docent weten!

Hoofdletters

In het Duits schrijf je zelfstandige naamwoorden (overal waar je de/het/een voor kan zetten) met een hoofdletter.

Bv. de moeder --> die Mutter

      een broer --> ein Bruder

Daarnaast doe je een hoofdletter bij:

*begin van een zin

*voornamen

*achternamen

*steden/landen

Welke lidwoorden ken je in het Duits?

Lidwoorden der/die/das

mannelijk:

B.v. alle mannelijk personen en dieren. (der Mann,  der Stier,  der Opa)

vrouwelijk: 

B.v. alle vrouwelijke personen en dieren (die Frau, die Kuh, die Oma)

onzijdig:

De meeste woorden waarvan het lidwoord in het Nederlands "het" is. (das Schaf,  das Kind)

meervoud:

Bij meervoud is het lidwoord altijd die (vrouwelijk). (die Männer, die Frauen, die Schafe)

Frau

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Onkel

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Kind

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Mutter

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Schulen

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Mann

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

... Menschen

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

Kind

1. der
2. die
3. das
4. die (mv)

woordjes leren 

blz. 95 en 96

Lektion 1 /2 / 4 / 5 van DU  --> NL 

Lektion 3 van NL --> DU

zelfstandig werken:

maken: 

blz. 93 opdr. 8

Klaar?:

- woordjes/zinnen leren blz. 95 +  96

- Woordtrainer online 2..1 t/m 2.5

- Test -Jezelf 2.1 t/m 2.6 + oefentoets

Tschüss