Vwo 3 Nectar 8.5

Biologie
Paragraaf 8.5: Rond je cellen
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Biologie
Paragraaf 8.5: Rond je cellen

Slide 1 - Slide

Welk bloedvat heeft kleppen?
A
Ader
B
Haarvat
C
Slagader

Slide 2 - Quiz

Sleep het bloedvat naar de juiste naam.
Holle ader
Aorta
Longader
Long slagader

Slide 3 - Drag question

holle ader
rechterboezem
aorta
longslagader
longhaarvaten
organen
linkerboezem
longader
linkerkamer

Slide 4 - Drag question

Hoe heet onderdeel
2?
A
Longader
B
Longslagader
C
Holle ader
D
Aorta

Slide 5 - Quiz

Hoort nummer 1 bij de grote of de kleine bloedsomloop?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop

Slide 6 - Quiz

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Liggen vaak dieper

Slide 7 - Drag question

Bloed stroomt de linkerboezem in vanuit
A
longader
B
longslagader
C
holle ader
D
aorta

Slide 8 - Quiz

Via welk bloedvat stroomt er zuurstofarm bloed het hart in?
A
Via bloedvat 1
B
Via bloedvat 3
C
Via bloedvat 11
D
Via bloedvat 10

Slide 9 - Quiz

Welk bloedvat is de slagader?
A
1
B
2
C
3

Slide 10 - Quiz

Een bloedvat voert bloed van de aorta naar de lever. Wat is de naam van dit bloedvat
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader
D
holle ader

Slide 11 - Quiz

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen

Slide 12 - Quiz

Zie afbeelding. Welk type bloedvat is dit?
A
ader
B
slagader
C
haarvat

Slide 13 - Quiz

Welk soort bloedvat is op de tekening
zichtbaar?
A
slagader
B
haarvat
C
ader
D
Witte bloedcel

Slide 14 - Quiz

In de afbeelding zie je verschillende typen bloedvaten.
Wat is de naam van elk type bloedvat? 
Slagader 
Ader
Haarvat

Slide 15 - Drag question

Longader
Aorta
Holle ader
Nierader

Slide 16 - Drag question

Bloedvat 1 is...
Bloedvat 2 is...
Bloedvat 3 is...
A
1. Ader 2. Haarvat; 3 slagader
B
1. slagader, 2. ader; 3. haarvat
C
1. Haarvat; 2. slagader; 3. ader
D
1. Slagader; 2. haarvat; 3. Ader

Slide 17 - Quiz

Paragraaf 8.4: Je bloedsomloop

Slide 18 - Slide

Paragraaf 8.5: Rond je cellen

Slide 19 - Slide

Lymfestelsel

Slide 20 - Slide

Lymfestelsel

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Lymfestelsel
Lymfestelsel

Slide 23 - Slide

Lymfestelsel

Slide 24 - Slide

Achmed zegt dat lymfevloeistof in de lymfeknopen wordt gereinigd.
Cernik zegt dat het lymfevatenstelsel lymfe afgeeft aan het bloed.
Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Achmed heeft gelijk
B
Alleen Cernik heeft gelijk
C
Achmed en Cernik hebben gelijk
D
Achmed en Cernik hebben beide geen gelijk

Slide 25 - Quiz

Wat is lymfe?

A
Bloedplasma
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat.
C
Vloeistof met rode bloedcellen.
D
Vloeistof die in de lymfevaten is gestroomd.

Slide 26 - Quiz

Waar bestaat lymfe uit?
A
Rode bloedcellen en wittebloedcellen
B
Witte bloedcellen en water
C
witte bloedcellen, water en opgeloste stoffen
D
Rode bloedcellen , water en opgeloste stoffen

Slide 27 - Quiz

De functie van het lymfestelsel is:
A
vervoeren zuurstof
B
afvoeren glucose
C
controleren op ziekteverwekkers
D
bloedstolling

Slide 28 - Quiz

Wat hoort waarbij?
bloedplasma
weefselvloeistof
lymfe
haarvaten
weefsels
lymfevaten

Slide 29 - Drag question

Sleep de juiste namen naar hun plek.
4
5
6
3
2
1
Haarvat
Lymfevat
Lymfe
Rode bloedcel
Bloedplasma
Weefselvloeistof

Slide 30 - Drag question

In welke richting stroomt lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
in de richting van pijl P
B
in de richting van pijl Q
C
zowel richting van pijl P als pijl Q
D
dat is niet uit de afbeelding op te maken

Slide 31 - Quiz

Slagaders
Aders
Lymfe-
vaten
Kleppen
Kleppen
Dikke wand
Lage bloeddruk
Hoge bloeddruk
Bevat geen rode bloedcellen

Slide 32 - Drag question

lymfe
bloedplasma
weefselvloeistof

Slide 33 - Drag question

Wat hoort er NIET in lymfe te zitten?
A
Antistoffen
B
Voedingsstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Witte bloedcellen

Slide 34 - Quiz

Paragraaf 8.5: Rond je cellen

Slide 35 - Slide



  • Maken 8.5: opdrachten B-route (dus niet de stervragen) t/m vraag 10
Huiswerk

Slide 36 - Slide


  • Maken 8.5: opdrachten B-route (dus niet de stervragen) 
Huiswerk

Slide 37 - Slide