What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2HV Blok 5 Betrekkelijk voornaamwoord
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat zijn de vragende voornaamwoorden?
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
DIE
Antecedent = de-woord
De schoenen
die
jij hebt gekocht, zijn mooi.
Slide 11 - Slide
DAT
Antecedent = het-woord
Het restaurant
dat
aan de markt ligt, is gezellig.
Slide 12 - Slide
WIE
Antecedent = persoon
De man
,
wie
we een tientje gaven, bedankte ons uitvoerig
Slide 13 - Slide
WAT
Antecedent = overtreffende trap, iets vaags of een hele zin.
Het mooiste
wat
ik kan vinden, is deze leren jas.
Alles
wat
ik vandaag verteld heb, moet je onthouden.
J
anneke heeft een 9 voor Nederlands
,
wat
haar moeder heel blij maakt.
Slide 14 - Slide
m.i.a. = met ingesloten antecedent
Wie
niet weg is, is gezien.
Diegene die
niet weg is, is gezien.
Wat
je zegt, ben jezelf.
Dat wat
je zegt, is waar.
Slide 15 - Slide
die
dat
wie
wat
de-woord
het-woord
diegene die
dat wat
overtreffende trap
iets vaags
hele zin
persoon
Slide 16 - Drag question
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wie heeft dit gedaan?
Wat is 'wie'?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
Het duurste wat ik kan vinden, is dit horloge.
Wat is 'wat'?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 20 - Quiz
Wat je zegt, is waar.
Wat is 'wat'?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Die schoen, die je daar hebt, is van mij.
Wat is de eerste 'die'?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 22 - Quiz
Die schoen, die je daar hebt, is van mij.
Wat is de tweede 'die'?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 23 - Quiz
Heb je ook wat voor mij?
Wat is 'wat'?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 24 - Quiz
Stel één vraag over iets wat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 25 - Open question
More lessons like this
3H grammatica woordsoorten les 2
October 2020
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
betrekkelijk voornaamwoord
February 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3H grammatica woordsoorten
October 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Hoofdstuk 35: aanw. vnw. en betr. vnw.
June 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Grammatica WS: betrekkelijk vnw
June 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica WS: betrekkelijk vnw
March 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
A2 5.14 Betr. vnw. Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
February 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Hfst 6. Bijvoeglijke bijzin en betrekkelijk voornamwoord
June 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2