6. Het gehoorzintuig
1 / 16
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is de drempelwaarde van een zintuig?
A
De sterkste prikkel die een impuls veroorzaakt
B
De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt
C
Dat is de adequate prikkel
D
Dat is verschillend
Slide 2 - Quiz
wat is een adequate prikkel?
A
de juiste prikkelhoogte
B
de soort prikkel waarvoor een zintuig gevoelig is
Slide 3 - Quiz
welke zintuigen in de huid liggen hoger, de tastzintuigen of de drukzintuigen?
A
tastzintuigen
B
drukzintuigen
Slide 4 - Quiz
A
B
Hier zie je 2 geluidsgolven, A en B...
Welke klinkt harder?
Welke klinkt harder?
A
A
B
B
C
Ze zijn even hard/zacht
Slide 5 - Quiz
A
B
Hier zie je 2 geluidsgolven, A en B...
Welke klinkt hoger?
Welke klinkt hoger?
A
A
B
B
C
Ze zijn even hoog/laag
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Welk onderdeel vangt de geluidstrillingen op?
A
Slakkenhuis
B
Trommelvlies
C
Oorschelp
D
Gehoorbeentjes
Slide 12 - Quiz
Wat doen de zintuigcellen in het slakkenhuis als er geluidstrillingen in komen?
A
Ze brengen de gehoorbeentjes in trilling.
B
Ze horen geluid.
C
Ze geven een impuls aan de hersenen.
D
Ze houden de druk in het middenoor en het uitwendige oor gelijk
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste weg die de geluidstrillingen in je oor volgen ?
A
trommelvlies-gehoorbeentjes-slakkenhuis
B
trommelvlies-slakkenhuis-gehoorbeentjes
C
gehoorbeentjes-trommelvlies-slakkenhuis
D
slakkenhuis-trommelvlies-gehoorbeentjes
Slide 14 - Quiz
In afbeelding 10 zijn geluidstrillingen weergegeven.
Welke verandering ondergaat dit geluid?
A
Dit geluid verandert van een hard geluid in een zacht geluid.
B
Dit geluid verandert van een zacht geluid in een hard geluid.
C
Dit geluid verandert van een hoog geluid in een laag geluid.
D
Dit geluid verandert van een laag geluid in een hoog geluid.
