zullen, mogen, willen, kunnen

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


William (kunnen) netjes schrijven.
A
kunnen
B
kunt
C
kan

Slide 2 - Quiz

Dat (zullen) toch niet waar zijn?
A
zal
B
zalt
C
zul
D
zullen

Slide 3 - Quiz

(Mogen) hij ook een ijsje kopen?
A
Magt
B
Mag
C
Mog
D
Mogt

Slide 4 - Quiz

Wat (kunnen) ik voor je doen?
A
kun
B
kunt
C
kan
D
kant

Slide 5 - Quiz

Je (zullen) wel moe zijn!
A
Zul
B
Zult
C
Zalt
D
Zal

Slide 6 - Quiz

Jij (willen) een mooi rapport.
A
Wilt
B
Wil

Slide 7 - Quiz

Wij (kunnen) u morgen helpen.
A
kan
B
kannen
C
kun
D
kunnen

Slide 8 - Quiz

(Willen) jij de deur dichtdoen?
A
Wilt
B
Wil
C
Willen

Slide 9 - Quiz

Ja, jullie (mogen) een ijsje kopen.
A
mag
B
mogen
C
magt
D
mogt

Slide 10 - Quiz

(Kunnen) jij dit pakje meenemen?
A
Kan
B
Kunt
C
Kunnen
D
Kant

Slide 11 - Quiz