What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsdelen
ZINSDELEN
1 / 49
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Secundair onderwijs
This lesson contains
49 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
ZINSDELEN
Slide 1 - Slide
Wat is de
PERSOONSVORM
in deze zin?
Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.
Slide 2 - Open question
Wat is het
ONDERWERP
in deze zin?
Diefstal in supermarkten bestaat al heel lang.
Slide 3 - Open question
Wat is het
NWG
in deze zin?
Mijn mobiel is kapot.
Slide 4 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Hij heeft de hele avond televisie gekeken.
Slide 5 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
In de vakantie mag jij er voor zorgen.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 6 - Quiz
De toets heeft Albert een onvoldoende opgeleverd.
Albert
is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp
Slide 7 - Quiz
Ze bevindt zich in het wiskundelokaal.
in het wiskundelokaal
is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)
Slide 8 - Quiz
Wat is het
voorzetselvoorwerp
in deze zin?
De schippers werden gewaarschuwd
voor de storm.
Slide 9 - Open question
Wat is het
ONDERWERP
in deze zin?
Niet iedereen kan daar naar toe.
Slide 10 - Open question
Wat is het
NWG
in deze zin?
Zal zij ooit verstandig worden?
Slide 11 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Hij at al zijn boterhammen op.
Slide 12 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
Hij lijkt me erg aardig.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quiz
De leerling gaf het werk aan de leerkracht.
aan de leerkracht
is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp
Slide 14 - Quiz
Wat is de
bijwoordelijke bepaling
in deze zin?
Wij voetbalden vroeger altijd op straat
.
Slide 15 - Open question
Wat is het
ONDERWERP
in deze zin?
Net op dat moment gaf de nogal onbeleefde jongen
hem een duw.
Slide 16 - Open question
Wat is het
NWG
in deze zin?
Mijn dochter was gisteren ziek.
Slide 17 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Zou hij het pakketje open durven te maken?
Slide 18 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
Hij heeft na het eten de keuken schoongeveegd.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 19 - Quiz
Ik zal de volgende keer trakteren op een ijsje.
op een ijsje
is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp
Slide 20 - Quiz
Zij is bang voor spinnen.
voor spinnen
is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Meewerkend voorwerp
Slide 21 - Quiz
Wat is het
voorzetselvoorwerp
in deze zin?
Zij zetten zich in voor die zaak
Slide 22 - Open question
Wat is het
ONDERWERP
in deze zin?
Nog niet zo lang geleden is de bank failliet gegaan.
Slide 23 - Open question
Wat is het
NWG
in deze zin?
Dat moet een vergissing van de bank zijn.
Slide 24 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Albert Heijn zal de prijzen weer verlagen.
Slide 25 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
Na die nederlaag leken de voetballers ontroostbaar.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 26 - Quiz
Mijn vakantiejob heeft mij 200 euro opgeleverd.
mij
is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp
Slide 27 - Quiz
De brandweerauto staat voor ons huis.
voor ons huis
is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)
Slide 28 - Quiz
Wat is het
WWG
in deze zin?
Antwerpen moet een vergunning verlenen
voor een GSM-mast.
Slide 29 - Open question
Wat is het
ONDERWERP
in deze zin?
Door mijn schuld is het bad overgelopen.
Slide 30 - Open question
Wat is het
NWG
in deze zin?
Dit jasje is me te klein geworden.
Slide 31 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Ik had ook willen komen eten.
Slide 32 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
Na die hevige regenbui
werd de situatie onhoudbaar.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 33 - Quiz
Ik reken dat wel uit
op de achterkant van het blaadje.
dat
is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp
Slide 34 - Quiz
Wij wachten met spanning
op de uitslag van het examen.
op de uitslag van het examen
is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)
Slide 35 - Quiz
Wat is het
voorzetselvoorwerp
in deze zin?
Hij was tevreden met een klein geschenk
.
Slide 36 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Maar dan moeten nog veel
problemen worden opgelost.
Slide 37 - Open question
Wat is het
'heel normaal
' in deze zin?
Warme en droge periodes zullen in de
toekomst in West-Europa
heel normaal
zijn.
Gebruik de afkorting
Slide 38 - Open question
Wat is het
NWG
in deze zin?
Mijn zusje is wel vaker jaloers.
Slide 39 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Wordt die hond wel vaker
door zijn baas mishandeld?
Slide 40 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
Karin was erg blij met
de vondst van haar agenda.
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 41 - Quiz
Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.
voor de hindernis
is in deze zin...
A
Bijwoordelijke bepaling (plaatsbepaling)
B
Voorzetselvoorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 42 - Quiz
Wat is het
lijdend voorwerp
in deze zin?
Tot mijn verbazing kregen we geen klachten.
Slide 43 - Open question
Wat is het
NWD
in deze zin?
Nu lijkt de kamer al een stuk vrolijker.
Slide 44 - Open question
Wat is het
WWG
in deze zin?
Zij heeft zich die avond zeer correct gedragen.
Slide 45 - Open question
Bevat deze zin een
NWG
of een
WWG
?
Onze buurman harkt elke zaterdag het pad aan.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde
Slide 46 - Quiz
We gaan een begin maken
met de werkzaamheden.
met de werkzaamheden
is in deze zin...
A
Het onderwerp
B
Het lijdend voorwerp
C
Het meewerkend voorwerp
D
Het voorzetselvoorwerp
Slide 47 - Quiz
Straks trakteert mijn zus
op een waterijsje.
op een waterijsje
is in deze zin...
A
Voorzetselvoorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling (plaats)
Slide 48 - Quiz
Wat is het
voorzetselvoorwerp
in deze zin?
Hij vertrouwt erg op zijn vrienden
.
Slide 49 - Open question
More lessons like this
Zinsdelen verkort
May 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
WWG en NWG + voorzetselvoorwerp
January 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
VZV
February 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
T21 - Zinsleer: herhaling
October 2023
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC D1 L5 zinsleer (herhaling)
August 2023
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC M4 L3 zinsleer (herhaling)
March 2023
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC M10 L3 Voorwerpen en herhaling (zinsleer_DIFFERENTIATIE)
July 2023
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Het gezegde in een zin
March 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs