BLOK 1 LEZEN

Aan het einde van deze paragraaf:
- kun je van een tekst het tekstdoel voorspellen.
- kun je aangeven welke tekstsoort bij wel tekstdoel hoort.
- kun je verschillende tekstvormen herkennen.
- kun je aangeven voor welk publiek een tekst geschreven is.
- kun je achter de betekenis van moeilijke woorden komen. 
lezen  (blz. 41-46
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aan het einde van deze paragraaf:
- kun je van een tekst het tekstdoel voorspellen.
- kun je aangeven welke tekstsoort bij wel tekstdoel hoort.
- kun je verschillende tekstvormen herkennen.
- kun je aangeven voor welk publiek een tekst geschreven is.
- kun je achter de betekenis van moeilijke woorden komen. 
lezen  (blz. 41-46

Slide 1 - Slide

theorie
We lezen eerst samen de theorie op blz. 41 en 42
Let eerst op de buitenkant kenmerken: welke woorden vallen op?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

We gaan opdracht 46 (blz. 42) maken.

Kijk naar tekst 3, tekst 4 en tekst 5 (blz. 43-44)

Beantwoord voor iedere tekst de volgende vragen:

                                                                                              wat is de titel van de tekst?

                                                                                              wat zie je op de afbeelding?

                                                                                               waar denk je dat de tekst over zal gaan?

                                                                                              wat weet je hier al van?

                                                                                              wat is het tekstdoel?

Slide 4 - Slide

nakijken opdr. 46
1 a De titel van tekst 3 is Blokjesdief actief in Australië.
 b Op de afbeelding zie ik een legopoppetje. Het stelt een inbreker voor met een breekijzer. Hij heeft gevangeniskleren aan.
 c De tekst gaat volgens mij over een dief die lego steelt.
 d Ik weet al dat er best veel gestolen wordt in speelgoedwinkels. Speelgoed, en zeker lego, is behoorlijk duur.
 e Het tekstdoel is informeren.

Slide 5 - Slide

nakijken opdr. 46
De titel van Tekst 5 is Rubik’s (Heb jij je draai al gevonden?).
 Op de afbeelding zie ik een jongen met een enorm grote kubus.
 De tekst gaat volgens mij over de kubus.
 Ik weet al dat een kubus een soort speelgoed/puzzel is.
 Het tekstdoel is overhalen.

Slide 6 - Slide

nakijken opdr. 46
De titel van Tekst 4 is Eruit!
 Op de afbeelding zie ik een boze leraar.
 De tekst gaat volgens mij over een leraar die een leerling uit de les stuurt.
 Ik weet al dat leerlingen er soms uitgestuurd worden. Dan moeten ze zich melden bij de afdelingsleider.
 Het tekstdoel is amuseren.

Slide 7 - Slide

We gaan opdracht 47 (blz. 44) maken.
Lees eerst de opdracht heel goed, voer dan de opdracht pas uit.

Slide 8 - Slide

nakijken opdr. 47
1 Dat kon hij zien aan de dozen die de dief had gestolen. Dat waren alleen maar de dure.
2 Ontvreemd betekent gestolen. Doelgericht betekent met een duidelijk doel.
3 De grap is dat de leraar de vader is van de eerste leerling die eruit werd gestuurd.
4 Deze vraag past goed in de advertentie, omdat hij goed bij de kubus past. De kubus moet je draaien. De schrijver vraagt dus eigenlijk aan de lezer of hij al een kubus heeft en of hij de oplossing al heeft gevonden. ‘Heb jij je draai al gevonden?’ vraag je ook als je wilt weten of iemand ergens gewend is en zich prettig voelt.


Slide 9 - Slide

voorspellen
Je ziet dadelijk een aantal titels. 
Voorspel het tekstdoel.

Slide 10 - Slide

Wat is het tekstdoel:

Meer hangouderen dan hangjongeren?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 11 - Quiz

Wat is het tekstdoel?

Vul de bon in en word vandaag nog lid!
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 12 - Quiz

Wat is het tekstdoel?

Jongeren gaan steeds verder op vakantie.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 13 - Quiz

Wat is het tekstdoel?

Report Jort en het geheimzinnige eiland.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Link

publiek
We bespreken de theorie die je vindt op blz. 46

Daarna volgt een schuifopdracht.

Slide 16 - Slide

breed publiek
kleiner publiek
een persoon of een klein groepje
een mail aan de leraar wiskunde
de lezer weet nog (bijna) niets over het onderwerp
De schrijver gaat er van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
een verjaardagskaart
Alle bejaarden van Nederland
een publiek dat een bepaald onderwerp erg leuk vindt. bv. alle paardenliefhebbers
een uitnodiging aan een groepje van vier vriendinnen om te gaan high tea'en 
teksten de de krant of weekblad.
Algemene onderwerpen
alle fans van Max Verstappen

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Link

Ik weet het verschil tussen informeren, overhalen en amuseren.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 19 - Quiz

Ik weet welke tekstsoorten er zijn.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 20 - Quiz

Ik weet wat het verschil is tussen een breed publiek, een kleiner publiek en een persoon of klein groepje.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 21 - Quiz