donderdag 21 november

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen 
timer
10:00

Slide 2 - Slide

LESPLANNING
Afmaken van Paragraaf 3.4 Kritisch op Nieuws

Voorbereiding Presentatie






Slide 3 - Slide

OPDRACHT 20 + 21  (blz 74)
Opdracht 20
Fragment bekijken bij de methode
Lees de vragen alvast door
Beantwoord tijdens het kijken de vragen

Slide 4 - Slide

OPDRACHT  21  
Tekst: Zeg nee tegen de klik-chip.

Maak de opdracht 

Slide 5 - Slide

OPDRACHT  23 
Nepnieuwbericht schrijven
Huiswerk voor maandag  25 november

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

OPDRACHT 24+25  (blz 80)
Samen lezen van de tekst Mag het een onsje minder zijn?
Maak opdracht 24

Lees zelf de tekst Veel overtreders...
Maak hierbij opdracht 25

Slide 8 - Slide

Betrouwbare bron?



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Opdracht 26
Bekijk het fragment en noteer de antwoorden op de vragen.

De week zonder vlees

Slide 11 - Slide

OPDRACHT  27+28 
De teksten lezen en de opdrachten maken.
Huiswerk voor maandag 25 november

Slide 12 - Slide

OPDRACHT 

Slide 13 - Slide

  • a. De titel van Tekst 4 is Eruit!
  •  b. Op de afbeelding zie ik een boze leraar.
  •  c. De tekst gaat volgens mij over een leraar die een leerling uit de les stuurt.
  •  d. Ik weet al dat leerlingen er soms uitgestuurd worden. Dan moeten ze zich melden bij de afdelingsleider.
  •  e. Het tekstdoel is amuseren.

Slide 14 - Slide

  • a. De titel van Tekst 5 is Rubik’s (Heb jij je draai al gevonden?).
  •  b. Op de afbeelding zie ik een jongen met een enorm grote kubus.
  •  c. De tekst gaat volgens mij over de kubus.
  •  d. Ik weet al dat een kubus een soort speelgoed/puzzel is.
  •  e. Het tekstdoel is overhalen.

Slide 15 - Slide

  1. Dat kon hij zien aan de dozen die de dief had gestolen. Dat waren alleen maar de dure.
  2. Ontvreemd betekent gestolen. Doelgericht betekent met een duidelijk doel.
  3. De grap is dat de leraar de vader is van de eerste leerling die eruit werd gestuurd.
  4. Deze vraag past goed in de advertentie, omdat hij goed bij de kubus past. De kubus moet je draaien. De schrijver vraagt dus eigenlijk aan de lezer of hij al een kubus heeft en of hij de oplossing al heeft gevonden. ‘Heb jij je draai al gevonden?’ vraag je ook als je wilt weten of iemand ergens gewend is en zich prettig voelt.


Slide 16 - Slide

voorspellen
Je ziet dadelijk een aantal titels. 
Voorspel het tekstdoel.

Slide 17 - Slide

Wat is het tekstdoel:
Meer hangouderen dan hangjongeren?
Opdracht 49 blz: 45
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 18 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Vul de bon in en word vandaag nog lid!
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 19 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Jongeren gaan steeds verder op vakantie.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 20 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Report Jort en het geheimzinnige eiland.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Link

Slide 23 - Slide

1.13 Publiek (blz 46)
We bespreken de theorie die je vindt op blz. 46

Daarna volgt een schuifopdracht.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

breed publiek
kleiner publiek
een persoon of een klein groepje
een mail aan de leraar wiskunde
de lezer weet nog (bijna) niets over het onderwerp
De schrijver gaat er van uit dat de lezer al iets over het onderwerp weet. 
een verjaardagskaart
Alle bejaarden van Nederland
een publiek dat een bepaald onderwerp erg leuk vindt. bv. alle paardenliefhebbers
een uitnodiging aan een groepje van vier vriendinnen om te gaan high tea'en 
teksten de de krant of weekblad.
Algemene onderwerpen
alle fans van Max Verstappen

Slide 26 - Drag question

Slide 27 - Link

Ik weet het verschil tussen informeren, overhalen en amuseren.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 28 - Quiz

Ik weet welke tekstsoorten er zijn.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 29 - Quiz

Ik weet wat het verschil is tussen een breed publiek, een kleiner publiek en een persoon of klein groepje.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 30 - Quiz