T2 bs3: Vorming van gedrag

Wat is de functie van de pupilreflex?
A
De hoeveelheid lichtregelen die op het netvlies valt.
B
Ervoor zorgen dat er steeds een scherp beeld op het netvlies staat.
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat is de functie van de pupilreflex?
A
De hoeveelheid lichtregelen die op het netvlies valt.
B
Ervoor zorgen dat er steeds een scherp beeld op het netvlies staat.

Slide 1 - Quiz

Iemand zit in een kamer die bijna niet verlicht is. Welke zintuigcellen werken er onder deze omstandigheden?
A
de kegeltjes
B
de staafjes
C
zowel de kegeltjes als de staafjes

Slide 2 - Quiz

Welke spieren trekken samen bij het kleiner maken van de pupil?
A
Kringspieren
B
Straalsgewijs lopende spieren

Slide 3 - Quiz

Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?
A
In de iris.
B
In het netvlies.

Slide 4 - Quiz

Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek

Slide 5 - Drag question

Staafjes
Kegeltjes
waarnemen van kleuren
waarnemen licht-donker
vooral in gele vlek
vooral aan randen netvlies
lage drempelwaarde
hoge drempelwaarde
geschikt voor scherp zien
niet zo geschikt voor scherp zien

Slide 6 - Drag question

De ziekte van Alzheimer is een vorm van ouderdomsdementie. Amerikaanse onderzoekers hebben onlangs een test beschreven waarmee de ziekte van Alzheimer kan worden vastgesteld. Ze druppelen tropicamide in een oog van de te onderzoeken persoon. Bij Alzheimerpatiënten leidt dit tot een aanzienlijk grotere verwijding van de pupil dan bij andere mensen. Tropicamide wordt gewoonlijk toegepast door oogartsen die via de pupil het netvlies willen bekijken.

De wijdte van de pupil wordt geregeld via de pupilreflex.
Waardoor wordt de pupil verwijd?
A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam
C
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris

Slide 7 - Quiz

Welke prikkel leidt onder normale omstandigheden tot het verwijden van de pupil?
A
een onscherp beeld in de iris
B
een onscherp beeld op het netvlies
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies

Slide 8 - Quiz


A
Alleen 1
B
Zowel 1 als 2
C
Zowel 1 als 3
D
Bewering 1, 2 en 3,

Slide 9 - Quiz


A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Welke prikkel leidt onder normale omstandigheden tot het verwijden van de pupil?
A
Een onscherp beeld in de iris
B
Een onscherp beeld op het netvlies
C
Te weinig licht op de iris
D
Te weinig licht op het netvlies

Slide 11 - Quiz


A
Op de gele vlek valt waar alleen kegeltjes voorkomen
B
Op de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen
C
Naast de gele vlek valt op een plaats waar alleen kegeltjes voorkomen
D
Naast de gele vlek valt waar alleen staafjes voorkomen

Slide 12 - Quiz

Thema 2: Waarneming en gedrag
Basisstof 3: Gedrag beschrijven

Slide 13 - Slide

BS3 GEDRAG BESCHRIJVEN
DOEL

Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.

Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt.

Slide 14 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt toelichten wat gedrag is en hoe gedrag is ingedeeld.
  2. Je kunt omschrijven wat ethologie inhoudt.
  3. Je kunt omschrijven hoe je gedrag kunt bestuderen.
  4. Je kunt de invloed van gedragsonderzoek op de maatschappij toelichten.

Slide 15 - Slide

Gedrag 

Slide 16 - Slide

Respons: een reactie op een prikkel.

Slide 17 - Slide

Adequaat gedrag
Gedrag = alle waarneembare handelingen van een dier of mens

Gedrag is gericht op het handhaven of verbeteren van de fysiologische toestand of omgevingssituatie

Adequaat gedrag = gedrag dat de fitness van een dier vergroot

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Baltsgedrag (voortplantingsgedrag)

  • Het gedrag waarmee een mannetje en vrouwtje elkaar lokken, heet baltsgedrag.

  • Honden besnuffelen elkaar en sommige vogels voeren samen een 'dans' uit.

  • Door de balts laten dieren elkaar weten dat ze geschikte partners zijn. Het baltsgedrag vergroot de bereidheid tot paren.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

 Ethologie
Ethologie = studie van het gedrag van dieren

Alles objectief bekijken = alleen waarneembare feiten beschrijven

Geen menselijke eigenschappen toekennen (antropomorfismen)



Slide 23 - Slide

Hoe vaak? (protocol)
Wat? (ethogram)
Protocol

Slide 24 - Slide

Respons: een reactie op een prikkel.
Black box: processen die zich afspelen in een organisme. De prikkel (input) en respons (output) kunnen worden geobserveerd. Het proces kan hieruit worden afgeleid i.c.m. kennis over het zintuigstelsel, zenuwstelsel en hormoonstelsel van het organisme

Slide 25 - Slide

Hersenactiviteit
Hersenactiviteit kan zichtbaar worden gemaakt m.b.v. MRI (= Magnetic Resonance Imaging).

Maken van verbanden tussen hersenactiviteit en gedrag

Uitvoeren van een handeling i.c.m. het meten van de hersenactiviteit.

Slide 26 - Slide

vragen
VRAGEN? 

Slide 27 - Slide

Geluiden, geuren en kleuren kunnen prikkels zijn die bij dieren leiden tot bepaald gedrag.
Welke van deze prikkels kunnen een rol spelen bij het voortplantingsgedrag van dieren?
A
Alleen geluiden en geuren
B
Alleen geluiden en kleuren
C
Alleen geuren en kleuren
D
Zowel geluiden als geuren en kleuren

Slide 28 - Quiz

Wat is de inwendige prikkel voor baltsgedrag?

Slide 29 - Open question

Spreeuwenjongen die pas uit het ei gekomen zijn, hebben hun ogen nog dicht. Wanneer een ouder op het nest landt, sperren ze onmiddellijk hun bek open.
Wat is de uitwendige prikkel voor dit gedrag van de spreeuwenjongen?
A
Honger
B
Het bewegen van het nest
C
Het ruiken van een worm
D
Het zien van hun ouder

Slide 30 - Quiz

In februari nemen mannetjes-aalscholvers bij het zien van vrouwtjes bepaalde houdingen aan. Hoe wordt het gedrag in de afbeelding genoemd?

Slide 31 - Open question

Is dit een juist beschreven observatie?
De hond kijkt angstig.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Is dit een juist beschreven observatie?
De apen kussen elkaar, omdat ze elkaar graag mogen.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz

Wat is GEEN gedrag.
A
Leerling slaapt in de les.
B
Een vleesetende plant vangt een vlieg
C
Hond rolt in het gras.
D
Vogel zit stil op een tak.

Slide 34 - Quiz

Hoe wordt tabel 2 genoemd?

Slide 35 - Open question

   Aan het werk!
Hw: 33 t/m 42
timer
5:00

Slide 36 - Slide