Oefentoets organen en cellen

Oefentoets organen en cellen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoets organen en cellen

Slide 1 - Slide

Welke letter in de afbeelding geeft een nier aan?
A
letter A
B
letter B
C
letter C
D
letter D

Slide 2 - Quiz

Leg uit dat de bladeren en de bloem van het madeliefje uit verschillende soorten weefsels bestaan.

Slide 3 - Open question

Welke letter in de afbeelding geeft een nier aan?
A
letter A
B
letter B
C
letter C
D
letter D

Slide 4 - Quiz

Winterpenen zijn oranje van kleur. Delen van de wortel die boven de grond uitkomen, worden groen. Hierbij gaat de ene soort korrels (A) over in een andere soort korrels (B).

Welke soort korrel is A? En welke soort korrel is B?

A
A= kleurstofkorrel B= bladgroenkorrel
B
A= bladgroenkorrel B= kleurstofkorrel

Slide 5 - Quiz

Stelling: Geslachtschromosomen bevatten de helft van het normale aantal chromosomen in een lichaamscel.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

De geslachtschromosomen in de geslachtscellen bepalen het geslacht van de nakomeling.
Hoe heet het proces waarbij geslachtscellen worden gevormd?

Slide 7 - Open question

Sleep het juiste woord naar de plek op de microscoop.
Statief
Grote schroef
Diafragma
Tafel
Objectief
Tubus

Slide 8 - Drag question

Zet de onderdelen in de volgorden van klein naar groot. Nummer: 1 is het kleinste. 
Cel
Orgaan 
Organisme
Weefsel
Orgaanstelsel 

Slide 9 - Drag question

Celkern 
Cytoplasma
Bladgroenkorrel
Celmembraan 
Celwand 
Vacuole

Slide 10 - Drag question

Kijk goed naar de afbeelding.
Hoe heet deel 6?
A
de vacuole
B
de celkern
C
de celwand
D
het celplasma

Slide 11 - Quiz

Welke organen zie je hier?
A
longen
B
lever
C
nieren
D
darmen

Slide 12 - Quiz

Noem een verschil in bouw tussen een eicel en een zaadcel.
En welk voordeel heeft de zaadcel van zijn bouw?

Slide 13 - Open question

Kijk naar de tabel.
Hoeveel chromosomen bevat een bevruchte eicel van een zebravink? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question