KB2.1.colege2.syntaxis

• Kennisbasis Nederlands
• HBO
• Studiejaar 2

Hoe denk je terug aan de lessen grammatica op school?

De juffen drinken hun thee 's middags in hun lokaal.
1. Noteer de bwb:

De juffen/ drinken/ hun thee /'s middags/ in hun lokaal.

pv = drinken

ow = de juffen

ww.gez = drinken

lv = hun thee

mv = /

bwb = 's middags, in hun lokaal (wanneer, waar)

Ik wil over drie jaar meester worden.
2. Noteer nw.gez:

Ik/ wil/  over drie jaar/ meester/ worden.

pv = wil

ow = ik

nw.gez = wil meester worden (meester = naamwoordelijk deel)

lv = /

mv = /

bwb = over drie jaar (wanneer)

De juffen drinken thee 's middags in hun eigen lokaal.

3. drinken = woordsoort:

1. hulpwerkwoord (hww)
2. zelfstandig werkwoord (zww)
3. koppelwerkwoord (kww)
4. bijwoord (bw)

De juffen drinken thee 's middags in hun eigen lokaal.

4. 's middags = woordsoort:

1. voorzetsel (vz)
2. voegwoord (vw)
3. zelfstandig naamwoord (znw)
4. bijwoord (bw)

De juffen drinken thee 's middags in hun eigen lokaal.

5. eigen = woordsoort:

1. bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
2. voegwoord (vw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. bijwoord (bw)

Ik wil over drie jaar meester worden.

6. over = woordsoort:

1. voorzetsel (vz)
2. voegwoord (vw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. bijwoord (bw)

Ik wil over drie jaar meester worden.

7. drie = woordsoort:

1. voorzetsel (vz)
2. telwoord (tw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. bijwoord (bw)

Ik wil over drie jaar meester worden.

8. worden = woordsoort:

1. zelfstandig naamwoord (znw)
2. hulpwerkwoord (hww)
3. koppelwerkwoord (kww)
4. zelfstandig werkwoord (zww)

Vragen over de kennisbasis / taaltoets?