Optellen en Aftrekken

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 4,5

Rekenen

Voorkennis voor Optellen en Aftrekken:

1. Getallen herkennen tot minimaal 1000.

2. Weten wat een plus (+) en een min (-) teken betekenen.

3. Sommen begrijpen zoals: 5 + 3 = 8 en 9 - 4 = 5.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Leerdoelen

Aan het einde van de les...

Ik kan sommen maken met optellen.

Ik kan sommen maken met aftrekken.

Ik kan optellen en aftrekken gebruiken in het dagelijks leven.

Leerdoelgericht werken: 

Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan

de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en

worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 

Optellen 

245 + 372 =

275 + 318 =

564 + 789 =

642 + 358 =

625 + 439 =

479 + 721 =

Aftrekken

754 - 432 =

921 - 567 =

635 - 218 =

700 - 345 =

842 - 659 =

650 - 425 =

Op de school van Lizzy zijn 12 meesters en juffen. Er zijn 4 meesters. Hoeveel juffen zijn er?

1. 6
2. 8
3. 9
4. 10

Bibi heeft 9 euro. Ze koopt een bakje kersen voor 2 euro en een kilo peren voor 3 euro. Hoeveel euro heeft ze nog over?

1. 6
2. 4
3. 3
4. 1

's Morgens kijkt Lynn op de thermometer. Het is 7 graden. Die middag is het 7 graden warmer. Hoeveel graden is het dan?

1. 7
2. 10
3. 12
4. 14

In de klas van Hannah zitten 16 kinderen. 6 jongens en ... meisjes.

1. 12
2. 10
3. 8
4. 7

Romy koopt een shirt van 20 euro en een paar sokken van 3 euro. Hoeveel moet ze betalen?

1. 26
2. 24
3. 23
4. 21

Femke heeft 22 stiften. 2 volle doosjes van 10 en dan nog ... losse stiften.

1. 12
2. 8
3. 6
4. 2

Was de les duidelijk?
Heb je alles begrepen?

0100