HEV les 5: Oplossingsgericht werken met jonge kinderen deel 1

• Mentorles
• HBO
• Studiejaar 3

Oplossingsgericht werken met jonge kinderen (deel 1)

Succeservaringen stage 

Wat ging er precies goed? Wat deed jij? Wat deden de kinderen, jouw mentor? In welke situatie zou je dat wat goed ging nog meer toe kunnen passen?

Challenge: 

Verbind de negen punten met 

4 rechte lijnen

o     o     o

o     o     o

o     o     o

Wie is het al gelukt? 

Is er iemand waarbij het nog niet is gelukt die het nog eens wil proberen, maar nu gesteund door de rest van de klas? 

Probleem oplossen?

Om iets op te lossen 

moet je niet denken in problemen,

maar in oplossingen! 

Het oplossingsgerichte huis

Dak: Vaardigheden 

Raam: Hart, liefde en vertrouwen 

Deur: Taal, welke woorden gebruik je?

Fundamenten: Leer van je fouten 

Grondhouding: complimenteren 

Vaardigheden(dak): problemen vertalen in vaardigheden. Achter ieder probleem gaan een of meerdere vaardigheden schuil die het kind kan leren. Als leerkrachten kunnen we nog wel eens gedrag als probleemgedrag bestempelen of er een stoornis aan koppelen. Dikwijls wordt de eerste stap: kijken naar wat er al wel goed gaat bij het kind en hoe dit in te zetten is om een probleem te vertalen in een vaardigheid overgeslagen. Probleem wordt groter (wat je aandacht geeft groeit) en complexer, kind krijgt weinig bewegingsruimte, voelt dat hij ‘een probleem is’, werkt demotiverend etc.

Hart (raam): vooronderstellingen. Waar ga je vanuit? Iedere leerkracht werkt vanuit liefde, je wil een goede meester/juf zijn voor het kind, een positieve invloed hebben op de ontwikkeling en het leerproces van het kind etc. Ieder kind wil gewaardeerd en geaccepteerd worden, ieder kind wil erbij horen, ieder kind wil zelf keuzes maken etc. Met oplossingsgerichte houding ga je uit van het eigen vermogen van het kind, heb je vertrouwen in het kind, richt je je op dat wat er al goed gaat

Taal (deur): de vragen die we stellen bepalen de antwoorden die we krijgen. Rode en groene woorden. Moeten-Mogen, willen, kunnen/Moeilijk-Nog niet zo makkelijk/Maar-En/Waarom (reden)-Hoe(proces)/Niet-Aandacht richten op dat wat je wel wilt, ja-maar en ja-en

Fundamenten: als iets werkt doe er meer van, als iets niet werkt leer ervan en doe iets anders, als iets niet kapot is, repareer het dan niet (luister naar wat de ander wil, welke veranderbehoefte hij heeft)

Grondhouding: complimenteren, focus op bekwaamheden van het kind, vragen stellen i.p.v. zeggen hoe het moet, niet oordelende houding, leading from one step behind (even voordoen). Juist deze grondhouding is zo belangrijk! 

De 15 stappen van Kids' Skills 

de trap in het huis bespreken we volgende week.

Omdenken 

Van 'Ja, maar' naar 'Ja en...'

Omdenken

Denk niet in beperkingen of dingen die nog niet lukken/nog niet goed gaan. 

Denk in kwaliteiten en zet het kind in zijn 

kracht, misschien lukt er dan al meer dan 

je denkt!

Oefenen: Leerling met een 'probleem'

Student A: brengt een probleemsituatie in

Student B: Stelt vragen als coach

Student C: Observator

Coach:

Eerst probleemgerichte vragen stellen

Vervolgens oplossingsgerichte vragen

Wat is het probleem?

In welke situaties doet zich het probleem voor?

Hoe lang heb jij als leerkracht last van het probleem?

Waarom vind je het een moeilijk probleem?

Wat zie jij als oorzaken van het probleem bij het kind?

Wat belemmert jou om tot een oplossing te komen?

Stel dat het probleem is opgelost, wat is er dan anders?

Wat heb je tot nu toe gedaan dat werkte, al is het maar een beetje?

Hoe heb je vergelijkbare problemen in het verleden opgelost?

Wat zou goed kunnen werken?

Wat zou je nog meer kunnen doen?

Wie merkt dat als eerste?

Wat ga je nu doen en hoe ziet dat eruit?

Wie zou je kunnen helpen?

Oefenen: Leerling met een 'probleem'

Student A: brengt een probleemsituatie in

Student B: Stelt vragen als coach

Student C: Observator

Coach:

Eerst probleemgerichte vragen stellen

Vervolgens oplossingsgerichte vragen

Wat neem je mee uit deze oefening?

Neem een leerling in gedachte die je graag in de klas hebt. 

Welke kwaliteiten/krachten zie je bij dit kind? 

Schrijf ze op!

Hoe voelt het om zo naar dit kind te kijken?

Neem nu een leerling in gedachte die je niet zo graag in de klas hebt. Bijvoorbeeld door uitdagend gedrag.

Kijk of je je kunt richten op de kwaliteiten die dit kind heeft en 

schrijf deze op  

Wat merk je op aan jezelf? 

Bespreek het met een medestudent

Volgende keer....

Kijk thuis: https://www.youtube.com/watch?v=QhvY-W1gRGU (zie laatste slide)

Lees: Boekje Kids Skills