hv1p di 15 feb - 2

Welkom terug!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?

  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom terug!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?

  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
 
  • Lezen uit Alaska
  • Toets bespreken
  • Klein beetje herhaling
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions



We lezen
Alaska

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
Maak van de twee mededelingen één zin.
Kies een passend verbindingswoord (doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra) en zet op de juiste plaats een komma. Plaats ook hoofdletters en punten.
1 Vandaag ga ik naar het zwembad, want/ omdat het is bloedheet is. (2p)
2 Michael houdt erg van spinazie, maar Olivia eet liever sperzieboontjes (2p) 


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
Neem de zin over, vul de zin aan en maak daarbij gebruik van een verbindingswoord. Plaats de juiste leestekens.
 



3 Vanochtend viel ik van mijn fiets [...] (2p)  

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
Welke bewering is waar? (1p)
 

A Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden dit en dat.
B Bij onzijdige woorden gebruik je het lidwoord de.
C Bij mannelijke woorden gebruik je de verwijswoorden dit en dat. 


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

Vul het juiste verwijswoord in op de puntjes. Kies uit: deze, die, dit en dat. (2x1,5p)

5 Het jeugdboek dat Irene meerdere keren gelezen heeft, gaat over een jongetje dat als straatschoffie opgroeit in Rotterdam, met een hond die Moor heet.
6 De toets Frans die we vandaag hadden, bleek over een hoofdstuk te gaan dat we nog niet behandeld hadden; het cijfer dat we halen, telt gelukkig niet mee.  



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
7 Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? (3p)

A pretpark
B renault
C maas
D lesley
E zomer
F zuiden 





Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

Neem de zinnen over en zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

8 Welke opleiding gaat Florian na de zomer in Engeland doen? (1p)
9 De heer Van Wijk werkt in de bloemenwinkel in de Stationsstraat. (1p) 



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
10 In welke zin(nen) zijn hoofdletters juist gebruikt? (2p)

A ’S Ochtends was ik altijd mijn haar.
B De meeste Volkswagens worden in Duitsland geproduceerd.
C Gisteren heeft Tim Van Der Poot bij de bakker drie tompoezen gekocht.
D In noord-Brabant kun je in februari diverse carnavalsoptochten bewonderen.
E Komende zomer ga ik een cursus Russisch voor beginners volgen.  




Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
11 Welk verkleinwoord is niet juist geschreven? (1p)

A aanbiedinkje
B botsinkje
C kettinkje
D tekeninkje  



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

Noteer het verkleinwoord van de volgende woorden. (4x0,5p)

12 haring harinkje 
13 wc wc'tje
14 tosti tostietje
15 paraplu parapluutje





Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

Vul de ontbrekende woorden in. (2x2p)  

16 veel - meer - meest
17 zwaar - zwaarder - zwaarst






Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

Kies de juiste spelling: i, ie of y. (4x0,5p)

18 informatie
19 muzikant
20 broccoli
21 sympathiek 









Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken
Noteer de persoonsvormen van de volgende zinnen in de tegenwoordige tijd. (4x1p)
22 Ik vind het nieuwste boek van Carry Slee helemaal geweldig!
23 Rijdt de president van Amerika nog wel eens zelf in zijn auto?
24 Het vee van mijn oom graast in het weiland achter zijn boerderij.
25 Je drinkt je thee toch niet met suiker? 



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

Noteer de persoonsvorm van de volgende zinnen in de verleden tijd. (4x1p)
26 Rowan hoestte veel toen hij verkouden was.
27 De toeriste beleefde tijdens haar vakantie in Argentinië hachelijke momenten.
28 Vijf brandweermannen blusten de brand in de autofabriek.
29 De vragen van de agent beantwoordde de verdachte niet. 





Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

30 In welk(e) van onderstaande zin(nen) is de persoonsvorm in de verleden tijd juist gespeld? (2p)

1. Na drie dagen Barcelona miste Henry zijn kater Rakker.
2. Vanochtend miste het behoorlijk in het noorden van het land.
3. Wegens vertraging van de bus miste hij de trein naar Amersfoort.  








Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Toets bespreken

30 In welk(e) van onderstaande zin(nen) is de persoonsvorm in de verleden tijd juist gespeld? (2p)

1. Na drie dagen Barcelona miste Henry zijn kater Rakker.
2. Vanochtend miste het behoorlijk in het noorden van het land.
3. Wegens vertraging van de bus miste hij de trein naar Amersfoort. 
F. Zin 1 en 3 








Slide 18 - Slide

This item has no instructions



We lezen
Alaska

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Even herhalen
We hebben het gehad over inleiding, slot en hoofdgedachte.

  • Weet je nog waar de inleiding te vinden is?
  • Het slot?
  • En de hoofdgedachte?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welk stukje past het beste bij de inleiding?
Ken jij het sprookje van Roodkapje? Het gaat zo...
Er was eens een klein meisje met een rood kapje op. Iedereen noemde haar roodkapje.
Na een lange wandeling door het bos , waar zij zelfs een wolf getrotseerd had, kwam Roodkapje bij het huisje van haar oma.
Hij schiet de wolf dood en ze leefden nog lang en gelukkig

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Welk stukje past het beste bij het middenstuk?
Ken jij het sprookje van Roodkapje? Het gaat zo...
Er was eens een klein meisje met een rood kapje op. Iedereen noemde haar roodkapje.
Na een lange wandeling door het bos , waar zij zelfs een wolf getrotseerd had, kwam Roodkapje bij het huisje van haar oma.
Hij schiet de wolf dood en ze leefden nog lang en gelukkig

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Welk stukje past het beste bij het slot?
Ken jij het sprookje van Roodkapje? Het gaat zo...
Er was eens een klein meisje met een rood kapje op. Iedereen noemde haar roodkapje.
Na een lange wandeling door het bos , waar zij zelfs een wolf getrotseerd had, kwam Roodkapje bij het huisje van haar oma.
Hij schiet de wolf dood en ze leefden nog lang en gelukkig

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Filmpje

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden en signaalwoorden
  • Verbanden in een tekst maken deze beter te begrijpen.
  • Je kunt tekstverbanden herkennen aan signaalwoorden.
  • Er zijn verschillende soorten tekstverbanden
    chronologisch = tijdsvolgorde
    opsommend = achter elkaar
    tegenstellend = tegenovergestelde zaken
    toelichtend = extra informatie

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1. Daarna opdr. 2 of 4 op p. 108-113
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil. 
Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 10 minuten.
Resultaat? Dit is huiswerk voor morgen. Dan gaan we het bespreken. 
Klaar? Dan maak je opdracht 3 op p. 111-112
                                                           

timer
10:00

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
Je weet nu alles over de inleiding, het slot en de hoofdgedachte

Je kunt verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
Je kunt tekstverbanden herkennen met behulp van ........

We hebben vier verschillende soorten ........ besproken, 
namelijk ........ verband, opsommend verband, tegenstellend verband en toelichtend verband

Het signaalwoord 'maar' is een voorbeeld van een ........ verband. 

Slide 28 - Slide

Controleren 
Hebben we nog wat tijd? 

Slide 29 - Slide

Controleren