Grammatica 1

Grammatica 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 

Slide 1 - Slide

Voegwoorden
Het gaat vandaag over voegwoorden. Twee zinnen kun je samenvoegen en een voegwoord zorgt daarvoor.

Voorbeelden van voegwoorden zijn: en, maar, want, of, als, zodat, dat, omdat, hoewel. voordat, nadat, aangezien, sinds, indien, zodra.

Er kunnen dus meerdere zinnen in 1 zin verstopt zitten. Kijk maar:
Bram kijkt op het bord, omdat hij op let bij de uitleg.
Zin 1: Bram kijkt op het bord.
Zin 2: Hij let op bij de uitleg. 

Slide 2 - Slide

Voegwoorden
In een samengestelde zin (een zin met een voegwoord) staan meerdere persoonsvormen en onderwerpen. Kijk maar:

Ik heb in een kano gevaren en mijn broertje is in het water gevallen.
Zin 1: Ik heb in een kano gevaren.
Ik = onderwerp, heb = persoonsvorm
Zin 2: Mijn broertje is in het water gevallen.
Mijn broertje = onderwerp, is = persoonsvorm

Slide 3 - Slide

Nog een voorbeeld
De hond rende lang door het bos, zodat hij nu moe in zijn mand ligt.

Zin 1: De hond rende lang door het bos.
De hond = onderwerp, rende = persoonsvorm
Zin 2: Hij ligt nu moe in zijn mand.
Hij = onderwerp, ligt = persoonsvorm

Nu ga je het zelf oefenen.

Slide 4 - Slide

Wij maken een taart en jullie kopen limonade.
Wat zijn de onderwerpen?
A
wij, jullie
B
maken, kopen
C
wij, maken
D
jullie, kopen

Slide 5 - Quiz

Het meisje gaat op de bank slapen, want ze voelt zich slaperig.
Wat is zijn de persoonsvormen?
A
het meisje, de bank
B
het meisje, voelt
C
gaat, voelt
D
gaat, slaperig

Slide 6 - Quiz

Het meisje gaat op de bank slapen, want ze voelt zich slaperig.
Wat zijn de onderwerpen?
A
het meisje, slaperig
B
gaat, slapen
C
het meisje, de bank
D
het meisje, ze

Slide 7 - Quiz

Het meisje gaat op de bank slapen, want ze voelt zich slaperig.
Wat is het voegwoord?

Slide 8 - Open question

Gisteren liep ik door de stad, omdat ik kleding ging kopen.
Wat zijn de persoonsvormen?
A
liep, ging
B
ik, ik
C
liep, kopen
D
liep, kleding

Slide 9 - Quiz

Gisteren liep ik door de stad, omdat ik kleding ging kopen.
Wat is het voegwoord?

Slide 10 - Open question

En nu?
Ga nu naar blz. 10+11 van je werkboek. A  en B maken we samen.
Maak blz. 11 van je werkboek. F mag je overslaan. (G dus wel maken!)
Klaar? Maak blz. 8+9 van je werkboek. F mag je overslaan.
Klaar? Spellingsmol 2* (Jaey en Ömer)
Klaar? Werkwoordpaard 3* (Jaey, Ömer & Tim)
Klaar? Weektaak (stelopdracht + automatiseerboekje)
Klaar? Ga naar www.taaloefenen.nl/klas en vul klas wachtwoord tijger8b in. Kies je naam
Maak daar alle woordpakketten (ik heb er minder gedaan :-))
.
Klaar? Gynzy spelletje of een spelling oefenen spelletje of een rekenspelletje

Slide 11 - Slide