Spelling werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom B2J

Begin alvast met lezen in jouw leesboek.

De doelen van de les:

We herhalen het toepassen van de spelling bij werkwoorden met

- gebiedende wijs;

-persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd;

- het voltooid deelwoord.

Gebiedende wijs blz. 36

Gebiedende wijs

Gebiedende wijs 

Zet de juiste vorm in de zin:
(houden)...... eens je mond.

Zet de juiste vorm in de zin:
(vertellen)........ maar wat er aan de hand is.

d of dt (pvtt)

-d of -dt?

ik	loop	vind	houd	raad
jij	loop t	vind t	houd t	raad t
hij	loop t	vind t	houd t	raad t
wij	lopen	vinden	houden	raden
jullie	lopen	vinden	houden	raden
zij	lopen	vinden	houden	raden

-t, -d of -dt?

Als je niet weet of je een -t, een -d of -dt moet schrijven en je kunt dit ook niet horen,

dan vervang je het werkwoord door lopen.

Je hoort dan of je een -t, een -d of -dt moet schrijven.

* In de verleden tijd gebruik je NOOIT -dt.

*Het komt alleen voor bij werkwoorden met in de infinitief een d voor de uitgang -en, zoals bij aanmelden, verbranden.

Zet de juiste vorm in de zin:
(vinden) ........ jij dat een leuk spel?

Zet de juiste vorm in de zin:
(rijden) Hij...... naar school met zijn auto.

Persoonsvorm verleden tijd

Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd (pvtt) van zwakke werkwoorden:

Enkelvoud (ik, jij, hij, zij, het, etc.)	ik-vorm + de of te	ik stuur de, jij hoest te
Meervoud (wij, jullie, zij, etc.)	ik-vorm + ten of den	wij stuur den, zij hoest ten

Persoonsvorm verleden tijd

Zet de juiste vorm in de zin:
(raden) Ik ....... in een keer wat de verrassing was.

Zet de juiste vorm in de zin:
(verwoesten) De hond .......... de bank met zijn scherpe tanden.

Bijvoeglijk naamwoord

- Dat schijf je zo kort mogelijk: de verwoeste ruimte

- Als de infinitief met -dd of -tt is, dan wel dubbel. 

Dus: bekladden- de bekladde ruimte.

Voltooid deelwoord

• lijkt soms op een pvtt
• eerst bepalen wat het is:
• zet de zin in een andere tijd
• de pv verandert, maar het vd niet.
• dan->

Zet de juiste vorm in de zin:
(beweren) Hij heeft ......... dat ie dat niet heeft gedaan.

Zet de juiste vorm in de zin:
(verrassen) Op zijn verjaardag was hij erg..............

Aan de slag= ook huiswerk

Blz. 36: opdracht 1 en 2

Blz. 96: opdracht 2 en 3

Blz. 126: opdracht 5

Blz. 186: opdracht 1 en 2

Succes!