HV4 Les adjectifs et adverbes

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?

Geef 5 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands.

Geef 5 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.

Een aantal voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden:

beau  / grand / petit / jeune / premier / joli

interessant / ennuyeux / pauvre / vert / jaune / noir 

sympa / large / gros / épais / bleu / blanc / rouge 

vieux / ancien / carré / ronde / magnifique etc.

05:16

Ils ont de ... enfants.
(mooie)

05:16

La ... princesse aime le ... prince.
(2x mooie)

05:16

Ma ... amie s'appelle Marie.
(nieuwe)

05:16

Voilà les ... élèves, Jean et Pierre.
(nieuwe)

05:16

Il est un ... homme. (mooie)

05:16

J'habite dans un ... appartement.
(oud)

05:16

Y a-t-il un ... élève dans ta classe? (nieuw)

05:42

Note toute la phrase:
La ... dame ... (dik)

05:42

La ... pizza ... (Italiaans)

05:42

Une ... idée ... (goed)

05:42

Une ... fille ... (verliefd)

05:42

La ... voiture ... (wit)

05:42

La ... femme ... (oude)

05:42

Le ... quartier ... (oude)

05:42

Le ... repas ... (goede)

05:42

La ... fille ... (sportief)

05:42

La ... maison ... (duur)

03:33

Traduis:
Ik heb drie grijze jurken.

03:33

Traduis:
Hij draagt een groene pet.

03:33

Traduis:
Jij draagt een rode broek.

03:33

Traduis:
Zij draagt een grijze jurk.

03:33

Traduis:
Ik heb 4 zwarte T-shirts.

03:33

Traduis:
Ik draag een blauw T-shirt.

Maak een korte Franse zin met een bijvoeglijk naamwoord.

Waar zegt een bijwoord iets over?

02:47

sportif

02:47

mauvais

02:47

amoureux

02:47

Maak van het volgende bijvoeglijk naamwoord een bijwoord:
joli

Maak een korte Franse zin met een bijwoord.

02:47

patient

02:55

Niet alle bijwoorden worden afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord: 

beaucoup = veel

très = erg

trop = te, teveel

souvent = vaak

parfois = soms

Ik begrijp hoe ik een bijvoeglijk naamwoord in het Frans maak.

Oui, c'est facile (makkelijk)! :)

Ça va... (het gaat wel)

Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Ik begrijp waar ik een bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin plaats.

Oui, c'est facile (makkelijk)! :)

Ça va... (het gaat wel)

Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Ik begrijp hoe ik een bijwoord in het Frans maak.

Oui, c'est facile (makkelijk)! :)

Ça va... (het gaat wel)

Non, c'est difficile (moeilijk). :(