Lidwoorden + zelfstandignaamwoord in het Duits

Lidwoorden/zelfstandig naamwoord in het Duits
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lidwoorden/zelfstandig naamwoord in het Duits

Slide 1 - Slide

Wat is een lidwoord?
(noem voorbeelden)

Slide 2 - Mind map

Wat is een zelfstandig
naamwoord?

Slide 3 - Mind map

Waar kan je in het Duits
een zelfstandig naamwoord
aan herkennen?

Slide 4 - Mind map

Geslacht van woorden.
In het Duits heeft het zelfstandig naamwoord een geslacht (denk bv. aan Frans). Dit geslacht uit zich in het lidwoord dat erbij hoort. In het Duits zijn er 3 verschillende lidwoorden die voor de/het gebruikt worden. Dit zijn: der,die,das, (die). ​

der = mannelijk das = onzijdig​

die = vrouwelijk die = meervoud​

Slide 5 - Slide

Het lidwoord (der) is:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 6 - Quiz

Het lidwoord (die) is:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 7 - Quiz

Het lidwoord (das) is:
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 8 - Quiz

Wanneer der, die of das?
5 - stappenplan

Slide 9 - Slide

1. Is het meervoud?
- die

 (de meisjes = die Mädchen / de kinderen = die Kinder)  

Slide 10 - Slide

2. Is het onzijdig?
-  das (het meisje = das Mädchen / het kindje = das Kindlein / het raam = das Fenster)  
Zijn altijd verkleinwoorden (enkelvoud) die in het Duits eindigen op –chen en op –lein + het zijn vaak ‘HET’ woorden in het Nederlands! 

Slide 11 - Slide

3. (bio)logisch nadenken
Is het een man(netje) of vrouw(tje)? 
(der Freund - die Freundin) 
(der Opa - die Oma)

Slide 12 - Slide

4. Vrouwelijke uitgang
Heeft het een vrouwelijke uitgang?  die   
~ schaft die Freundschaft 
~ in die Lehrerin 
~ heit die Schönheit 
~ keit die Einsamkeit 
~ ung die Zeichnung


~ e die Schule3 

~ ei die Fischerei 

Slide 13 - Slide

4. Vrouwelijke uitgang
Heeft het een vrouwelijke uitgang?  die   

En vaak de woorden (langer dan één lettergreep) die eindigen op:  

~ e die Schule
~ ei die Fischerei 



Slide 14 - Slide

5. Rest-regel
mannelijk - der

veel woorden zijn zonder enige reden mannelijk.
(der Stuhl, der Tisch)

Slide 15 - Slide

Oefenen van de lidwoorden

Slide 16 - Slide

______ Mädchen (het meisje)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 17 - Quiz

______ Kerze (de kaars)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 18 - Quiz

________ Gesundheit (gezondheid)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 19 - Quiz

________ Haus (het huis)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 20 - Quiz

_________ Vater (de vader)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 21 - Quiz

_________ Stier (de stier)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 22 - Quiz

________ Freunden (de vrienden)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 23 - Quiz

_______ Fischlein (het visje)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 24 - Quiz

________ Eltern (de ouders)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 25 - Quiz

_________ Buch (het boek)
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 26 - Quiz

_______ Löwe (de leeuw)
Antwoord + uitleg

Slide 27 - Open question

_______ Kuh (de koe)
Antwoord + uitleg

Slide 28 - Open question

_______ Kind (het kind)
Antwoord + uitleg

Slide 29 - Open question

Ik snap de lidwoorden in het Duits...:
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Deutschbuch Seite 54-55
Aufgabe 13, 14 und 15

Slide 31 - Slide