Les 34 - Hoe herken je tegenstellingen in een tekst?

Tegenstellingen
Leesvaardigheid
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Tegenstellingen
Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Planning
Terugblik
Lesdoelen
Wat weet je nog?
Uitleg
Opdrachten
Afsluiten

Slide 2 - Slide

Terugblik
In de vorige les heb je geleerd hoe je opsommingen in een tekst herkent.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet wat een tegenstelling is en welke signaalwoorden in een tekst erbij horen.
  • Je kunt zelf goede signaalwoorden invullen in een tekst.
  • Je kunt uitleggen welke tegenstellingen er in een tekst zitten en of signaalwoorden goed zijn gebruikt.

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog/al over tegenstellingen?

Slide 5 - Slide

Tegenstelling
Een tegenstelling is iets dat tegenover elkaar staat.
Dus bijvoorbeeld: dik-dun, licht-donker, zwart- wit, lang-kort, mooi-lelijk.

Er zijn ook tegenstellingen in zinnen, tussen zinnen of bijvoorbeeld tussen alinea’s.


Slide 6 - Slide

Tegenstelling
Er zijn ook signaalwoorden waaraan een tegenstelling te herkennen is.
  • maar
  • echter
  • daar staat tegenover dat
  • toch
  • hoewel
  • daarentegen
  • niettemin
  • aan de ene kant...aan de andere kant
  • in tegenstelling tot/met

Slide 7 - Slide

Voorbeelden
  • Peter houdt van lezen, maar schrijven vindt hij nog leuker.
  • Ik ben dol op gamen, toch vind ik een avondje film kijken nog leuker.
  • Hoewel ze erg slim is, vindt ze spelling lastig.
  • Aan de ene kant is ze erg aardig tegen haar broer, aan de andere kant is ze erg onaardig tegen haar zus.

Slide 8 - Slide

Opdrachten maken
Wat: Je maakt les 34. Maak opdracht 1 t/m 9.

Hoe: Je maakt de opdrachten in je schrift. Je mag zachtjes overleggen.

Tijd: Je hebt tot het einde van de les.

Klaar: - Nakijken les 33
            - NUMO
            - Extra opdrachten 
            - Lezen
            - Leren voor de toets


Slide 9 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 10 - Slide