This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Schrijfvaardigheid: de voorbereiding
Les 1 van 9: Formuleren H3
Slide 1 - Slide
Planning
Leerstof per week
1Formuleren H3 en Spelling H3
2 Grammatica H4 en Formuleren H4
3 Spelling H4 en boekopdracht
Toetsweek
4 Werken aan zakelijke brief
5 Werken aan zakelijke brief
Leerdoel
Ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.
Slide 2 - Slide
Geef een voorbeeld van een verwijswoord.
Slide 3 - Mind map
Wat is het nut van verwijswoorden?
Mevrouw Engelen was blij dat het weekend was. Eindelijk had mevrouw Engelen tijd om eens goed te gaan gamen! Het favoriete spel van mevrouw Engelen is GTA. In het spel GTA moet mevrouw Engelen banken overvallen met de online vrienden van mevrouw Engelen. De online vrienden van mevrouw Engelen wonen over de hele wereld!
Slide 4 - Slide
Andere vorm?
Mevrouw Engelen was blij dat het weekend was. Eindelijk had zetijd om een goed te gaan gamen! Haarfavoriete spel is GTA. In datspel moet zebanken overvallen met haaronline vrienden. Dievrienden wonen over de hele wereld!
Slide 5 - Slide
Tijdens het schoolreisje bezochten we Amsterdam met .... mooie grachten.
A
haar
B
zijn
Slide 6 - Quiz
Fouten met verwijswoorden
Soms gebruik je een verkeerd verwijswoord. Dat kan komen doordat...
je niet weet of je naar een de-woord of een het-woord verwijst;
je niet weet of je naar een mannelijk of vrouwelijk woord verwijst;
je de regels voor verwijswoorden niet precies kent.
Slide 7 - Slide
De- of het-woord?
Naar de-woorden verwijs je met die of deze.
Naar het-woorden verwijs je met dit of dat.
Slide 8 - Slide
Na het eten kregen we een factuur ... we samen deelden.
A
die
B
dat
Slide 9 - Quiz
Geslacht
Hoe weet je welk geslacht een woord heeft?
zoek het op in het woordenboek
leer de uitgangen uit je hoofd (niet aan te raden)
vertrouw op je instinct (soms..)
een het-woord is altijd onzijdig!
Slide 10 - Slide
Het meisje ... daar loopt vind ik ontzettend aardig!
A
die
B
dat
Slide 11 - Quiz
Een paar vaste regels
Hen of hun?Na een voorzetsel gebruik je hen, als meewerkend voorwerp gebruik je hun. Let op! Hun is nooit het onderwerp.
Landen en steden?Namen van landen, provincies, steden en clubs zijn het-woorden, waarnaar je verwijst met het en zijn.
Waarmee of met wie? Naar dieren en dingen verwijs je met waar + voorzetsel, naar mensen met voorzetsel + wie.
Wat of dat? Wat gebruik je als je verwijst naar hele zinnen, dat en datgene, naar de overtreffende trap of naar een onbepaald voornaamwoord.
Slide 12 - Slide
Aan de slag!
Je krijgt 15 minuten om te werken aan opdracht 1 en 2 van Formuleren H3 in Nieuw Nederlands Digitaal.
Blijf in de LessonUp! We sluiten samen de les af en kijken een paar vragen samen na.
timer
15:00
Slide 13 - Slide
1.1 De bibliotheek organiseert vaak leuke activiteiten voor .... leden.
A
zijn
B
haar
Slide 14 - Quiz
1.3 Het boek Max Havelaar, ... meer dan 150 jaar geleden voor het eerst gedrukt werd, is nog steeds actueel.
A
dat
B
wat
Slide 15 - Quiz
1.5 Uiteindelijk vond mijn broertje in het buurmeisje de tennispartner ...... hij al die jaren op zoek was geweest.
A
waarnaar
B
naar wie
Slide 16 - Quiz
2.2 Van onze leraar Duits mag iedereen zelf degene kiezen waarnaast hij wil zitten in het lokaal. Goed of fout?
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quiz
2.5 In de middeleeuwen liet men kinderen bier drinken, omdat water gevaarlijk voor hun kon zijn.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quiz
Planning
Leerstof per week
1Formuleren H3 en Spelling H3
2 Grammatica H4 en Formuleren H4
3 Spelling H4 en boekopdracht
Toetsweek
4 Werken aan zakelijke brief
5 Werken aan zakelijke brief
Leerdoel
Ik kan fouten met verwijswoorden herkennen en verbeteren.
Slide 19 - Slide
In hoeverre heb jij het idee dat je deze leerstof hebt begrepen?
😒🙁😐🙂😃
Slide 20 - Poll
Huiswerk
Zorg dat opdracht 1/2/3 van Formuleren H3 af zijn in Nieuw Nederlands Digitaal.
Volgende les
We starten met Spelling H3 en blikken terug op Formuleren H3.