Een bijvoeglijk naamwoord (BN) staat vóór een zelfstandig naamwoord (soms erachter).
Komt soms van een werkwoord (een VD of een OD)
Dan schrijf je het zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -e erachter.
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac.
BN van VD (kopen, kocht, gekocht)
Mijn lachende vrienden namen kipnuggets.
BN van OD (lachen - lachend)