Herhaling nw deel van het gezegde + ein-Gruppe III

Herzlich Willkommen!
R3Hdu1
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen!
R3Hdu1

Slide 1 - Slide

Wiederholung

  • Wiederholung Fälle ( naamvallen)
  • Grammatik ein- Gruppe

Slide 2 - Slide

kennis Grammatik
naamvallen en zinsdelen toepassen:
- onderwerp en naamwoordelijk deel naamval 1
- lijdend voorwerp en tijdsbepaling naamval 4

Slide 3 - Slide

kennis Grammatik vervolg
voorzetsels naamval 4 kunnen toepassen 

Herhaling:
tegenwoordige tijd van zwakke werkwoorden
tegenwoordige tijd van modale werkwoorden
modale werkwoorden kunnen vertalen

Slide 4 - Slide

naamval 1
onderwerp van de zin

2 manieren om het onderwerp te vinden:
1. wie/wat + gezegde (de werkwoorden in een zin)
De man heeft een auto gekocht
Wie heeft een auto gekocht? de man = nv 1
2. hij-regel
Hij heeft een auto gekocht / De man heeft hij gekocht.



Slide 5 - Slide

naamval 1: koppelwerkwoorden
oa. sein/werden/bleiben

Een koppelwerkwoorden verbinden  het onderwerp met een naamwoordelijk deel in de zin.

ond- kww- nwdeel

Jan is een leuke jongen. 


Omdat het naamwoordelijk deel over dezelfde zaak/persoon gaat als het onderwerp, staat het ook in naamval 1



Slide 6 - Slide

het naamwoordelijk deel =1
In een zin met een naamwoordelijk deel staat dus 2x naamval 1.
onderwerp ( 1)  koppelwerkwoord naamwoordelijk deel (1)
Voorbeeld:
Der Junge (1)  hat einen guten Freund (4)
Der Junge (1) ist mein guter Freund (1)

Slide 7 - Slide

Der BMW ist ein__ neuer Wagen
A
onderwerp - lijdend voorwerp= 1-4
B
onderwerp - naamwoordelijk deel = 1-1

Slide 8 - Quiz

naamval 4 : lijdend voorwerp
2 manieren om het lijdend voorwerp te vinden.

Manier 1: Wie/wat+ gezegde+ onderwerp
De man heeft een auto gekocht.
Wie/wat heeft de man gekocht? een auto = lijdend voorwerp
Manier 2: hem-regel
Hem heeft een auto gekocht/ De man heeft hem gekocht

Slide 9 - Slide

naamval 4 
tijdsbepaling zonder voorzetsel.

Ich sehe meine beste Freundin jeden Tag, jede Woche, jedes Jahr.

Slide 10 - Slide

Wir haben diese Wohnung einen Monat gemietet.
einen Monat
A
tijdsbepaling = 4
B
tijdsbepaling=1
C
lijdend voorwerp = 4
D
lijdend voorwerp =1

Slide 11 - Quiz

Mein___ Mutter kauft d___ Blumenstrauß (m)

Slide 12 - Open question

D____ Mann ist mein___ bester Freund.
Ich sehe ihn jed___ Tag (m).

Slide 13 - Open question

ein-Gruppe
De ein-Gruppe bestaat uit de lidwoorden ein en kein en uit de bezittelijke voornaamwoorden.

mein = mijn
unser = ons/onze
dein = jouw
euer = jullie
sein = zijn
ihr =hun
ihr = haar
Ihr = uw

Slide 14 - Slide

ein-Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
m
v
o
mv
1
ein Mann
*
eine Frau
e
ein Kind
*
keine Kinder
e
3
4
einen Mann
en
eine Frau
e
ein Kind
*
keine Kinder
e

Slide 15 - Slide