ontleden... maar hoe werkt het ook alweer?
Ich gehe ins Kino. ik ga naar de bioscoop.
wie of wat gaat naar de bioscoop? => IK (onderwerp dus 1e nv)
Der Verkäufer gibt mir das Handy. de verkoper geeft mij het mobieltje
aan wie of wat geeft de verkoper het mobieltje? => aan mij (meewerkend voorwerp dus 3e nv)