Modal verbs year 2

Lesson goals
  • Students:
  • know how to use the modals: can, could, to be able to, to be allowed to.
    1 / 10
    next
    Slide 1: Slide
    EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

    This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

    time-iconLesson duration is: 50 min

    Items in this lesson

    Lesson goals
    • Students:
    • know how to use the modals: can, could, to be able to, to be allowed to.

      Slide 1 - Slide

      Vertaling
      Can 
      Could                          ----->         kunnen
      To be able to

      To be allowed to   ------>        mogen

      Slide 2 - Slide

      Which one to use?

      Slide 3 - Slide

      Can/Can´t
      Je gebruikt can en can't:
      1. zeggen/vragen dat iets (niet) mogelijk is:
      • I can see you. / I can't see anything.
      • Can you swim? / Can I have that?

      2. als iets (niet) mag:
      • You can borrow my pen. / You can't park here.

      Let op: je kunt can / can't alleen in de tegenwoordige tijd (Present Simple) gebruiken.

      Slide 4 - Slide

      Could
      Je gebruikt could en couldn't: 
      1.  om te zeggen/vragen dat iets misschien mogelijk is:
      • This could be a good thing.
      • Could that be a UFO?
      2. Verleden tijd van Can
      • Luckily, they could help me. / Unfortunately, they couldn't help me.
      3. Om een beleefde vraag te stellen:
      Could you open that window for me?

      Let op: je kunt could / couldn't gebruiken in de tegenwoordige tijd en in een beperkt aantal gevallen in de verleden tijd

      Slide 5 - Slide

      Be allowed to
      To be allowed to + hele werkwoord = mogen in de zin van 'toestemming krijgen (van iemand anders)'. 

      In tegenstelling tot can en could kun je to be allowed to in alle tijden gebruiken.

      Ik mocht weggaan: I was allowed to leave.

      Hij zal niet mogen weggaan: He won't be allowed to leave.

      Slide 6 - Slide

      To be able to
      To be able to + hele werkwoord = kunnen in de zin van 'in staat zijn'. 

      kun je to be able to in alle tijden gebruiken.


      • He has been able to reach the top -> Hij heeft de top kunnen bereiken. 
      • We won't be able to stay. -> We zullen niet kunnen blijven.

      Slide 7 - Slide

      summarizing
      Can, could, to be able to, to be allowed to


      1. ‘kunnen’, ‘mogen’ of ‘mogelijk zijn’.                                   can
      2. zou kunnen’ / ‘zou mogen’, of in de verleden tijd,            could
            met als betekenis ‘konden’ / ‘mochten’, 
            om een beleefde vraag te stellen
       3. ‘kunnen’ of ‘in staat zijn’.                                                      to be able to
       4. ‘mogen’ of ‘toestemming krijgen’                                         to be allowed to

      Slide 8 - Slide

      TASK

          1. Do exercise 7 and 8 in your book 
          (page 107 and 108).

          2. Individually

          3. Time: 10 min

          4. At the whispering level







          Slide 9 - Slide

          I know how to use
          can, could, may, might, to be able to, to be allowed to
          😒🙁😐🙂😃

          Slide 10 - Poll