opdracht 16

lees de zinnen
vervoeg de werkwoorden op de juiste manier. 

let op: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd staan door elkaar. 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

lees de zinnen
vervoeg de werkwoorden op de juiste manier. 

let op: de tegenwoordige tijd en de verleden tijd staan door elkaar. 

Slide 1 - Slide

staan er meer streepjes in de zin zet je de werkwoorden in de juiste volgorde achter elkaar. 

Slide 2 - Slide

tijdens de Ramadan _____ (mogen) je van zonsopgang tot zonsondergang niet eten.

Slide 3 - Open question

Uit onderzoek _____(zijn) vandaag gebleken, dat je van het drinken van veel frisdrank zachte botten _____( krijgen)

Slide 4 - Open question

De wielrenner ______ (eten) voor de wedstrijd drie borden pasta, omdat hij anders niet kon presteren.

Slide 5 - Open question

De biologische bladspinazie _____ (worden) vorige week geoogst en verpakt.

Slide 6 - Open question

Het eiland Sicilië ________ (hebben) een subtropisch klimaat waardoor er citroenen en sinaasappels kunnen groeien.

Slide 7 - Open question

Mijn moeder ______ (toveren) afgelopen kerst een heerlijk diner op tafel.

Slide 8 - Open question

_________ (houden) je wel of niet van kaas op je pasta?

Slide 9 - Open question

van de dokter moet hij gezonder eten dus nu _______ (variëren) hij meer met groenten en fruit.

Slide 10 - Open question

Tegenwoordig ________ (vinden) je steeds meer vegetarische producten in het assortiment van de supermarkt.

Slide 11 - Open question

de boter _____ (spetteren) enorm toen de kok het vlees in de pan legde.

Slide 12 - Open question

Hanneke ______ (proeven) een klein hapje van het vreemde gerecht.

Slide 13 - Open question

Gisteren ______ (smaken) het vlees nog prima.

Slide 14 - Open question

het etiket _____ vermelden de ingrediënten.

Slide 15 - Open question