Week 13: Verwijswoorden: Zeg wat je bedoelt!

Welkom!
  1. Leg je leesboek op tafel
  2. Leg je werkspullen op tafel
  3. Log in op LessonUp
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
  1. Leg je leesboek op tafel
  2. Leg je werkspullen op tafel
  3. Log in op LessonUp

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

10 minuten lezen!
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?
Uitleg Verwijswoorden (10 minuten)
Zelfstandig oefenen (10 minuten)
Gezamenlijk nakijken (10 minuten)
Afsluiten (5 minuten)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden: Zeg wat je bedoelt!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kan je verwijswoorden correct gebruiken.

Slide 5 - Slide

Introduceer het leerdoel en maak dit helder voor de leerlingen.
Wat weet jij al over het gebruik van verwijswoorden?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar een eerder genoemd woord. Bijvoorbeeld: me, mij, mijn, je, jou en jouw

Slide 7 - Slide

Leg uit wat verwijswoorden zijn en geef een voorbeeld zin.
Waarom zijn verwijswoorden belangrijk?
Verwijswoorden maken een tekst duidelijker en zorgen ervoor dat je niet steeds hetzelfde woord hoeft te herhalen.

Slide 8 - Slide

Leg uit waarom het belangrijk is om verwijswoorden te gebruiken.
Soorten verwijswoorden
Er zijn verschillende soorten verwijswoorden, zoals
  • aanwijzende: die, dat
  •  persoonlijke: mij, me, jij, jou
  • bezittelijke: mijn, jouw
  • Wat is juist? Jou of jouw? Verander jou door u.

Slide 9 - Slide

Beschrijf de verschillende soorten verwijswoorden. Eventueel kan je ook voorbeelden geven.
Oefening: Welk verwijswoord?
Lees de zin en kies het juiste verwijswoord uit de opties. Bijvoorbeeld: 'Dit zijn ___ schoenen.'

Slide 10 - Slide

Geef een interactieve oefening waarin de leerlingen kunnen oefenen met het kiezen van het juiste verwijswoord.
Oefening: Maak een goede zin
Gebruik het juiste verwijswoord om een goede zin te maken. Bijvoorbeeld: 'Die schoenen zijn van ___.'

Slide 11 - Slide

Laat de leerlingen zelf oefenen met het maken van goede zinnen met behulp van verwijswoorden.
Zelfstandig oefenen
Maak opdracht 1 t/m 4 van H4 Verwijswoorden
Boek: blz. 114
Digitaal: H4 Mooi > Verwijswoorden (2) > start

timer
10:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.