This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Leg je leesboek op tafel
Leg je werkspullen op tafel
Log in op LessonUp
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
10 minuten lezen!
timer
10:00
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat gaan we vandaag doen?
Uitleg Pv tt (10 minuten)
Zelfstandig oefenen (10 minuten)
Gezamenlijk nakijken (10 minuten)
Afsluiten (5 minuten)
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
De Persoonsvorm in Tegenwoordige Tijd
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kan je de persoonsvorm in tegenwoordige tijd spellen.
Slide 5 - Slide
Introduceer het leerdoel en leg uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over de persoonsvorm in tegenwoordige tijd?
Slide 6 - Mind map
This item has no instructions
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat bij een onderwerp hoort en verandert als de tijd verandert.
Slide 7 - Slide
Leg kort uit wat de persoonsvorm is en waarom het belangrijk is om het correct te spellen.
Voorbeelden
Ik loop. Jij eet. Hij slaapt. Zij danst. Wij lezen. Jullie schrijven. Zij werken.
Slide 8 - Slide
Geef voorbeelden van persoonsvormen in de tegenwoordige tijd. Vraag de leerlingen om ze hardop te lezen.
Spellingregels
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd wordt meestal gespeld door de uitgang -t of -en aan de stam van het werkwoord toe te voegen. Bijvoorbeeld: ik loop, jij loopt. Wij dansen, zij dansen.
Slide 9 - Slide
Leg de spellingregels uit en geef voorbeelden van werkwoorden die eindigen op -en of -elen.
Slide 10 - Slide
This item has no instructions
Oefeningen
Maak opdracht 1 t/m 4 van §8 Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Boek: blz. 232
Digitaal: Cursus 7: Spelling > §8 Persoonsvorm tegenwoordige tijd > start
timer
10:00
Slide 11 - Slide
Laat de leerlingen individueel of in paren werken. Controleer hun werk en geef feedback.
Samenvatting
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd geeft aan wie de actie uitvoert. Het wordt gespeld door -t of -en aan de stam van het werkwoord toe te voegen. Oefen regelmatig om de spelling te verbeteren.
Slide 12 - Slide
Herhaal het belangrijkste punt van de les en geef de leerlingen een kans om vragen te stellen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.