Paragraaf 13.4: Transplantatie en bloedgroepen

Wat gaan we doen?
HAVO:
- Herhaling paragraaf 13.3: Immuniteit
- Uitleg paragraaf 13.4: Transplantaties en bloedgroepen
- Oefenvragen toets examenboek
- Zelfstandig werken

VWO:
- Practicum afmaken/ labjournaal
- Opdrachten maken
- Oefenvragen toets examen oefenboek
- Oefen examenopdrachten op biologiepagina.nl

2e uur:
- Toetsbespreking
- Vragenuur








1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
HAVO:
- Herhaling paragraaf 13.3: Immuniteit
- Uitleg paragraaf 13.4: Transplantaties en bloedgroepen
- Oefenvragen toets examenboek
- Zelfstandig werken

VWO:
- Practicum afmaken/ labjournaal
- Opdrachten maken
- Oefenvragen toets examen oefenboek
- Oefen examenopdrachten op biologiepagina.nl

2e uur:
- Toetsbespreking
- Vragenuur








Slide 1 - Slide

Wat is of zijn de reden(en) dat je zo vaak verkouden wordt?
A
je kan geen antistoffen maken tegen het verkoudheidsvirus
B
het verkoudheidsvirus verandert snel
C
er zijn heel veel verschillende verkoudheidvirussen
D
je kunt niet immuun worden voor het verkoudheidsvirus

Slide 2 - Quiz

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Het griepvirus verandert steeds van vorm.

Slide 3 - Quiz

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en Kunstmatig
B
Passief en Natuurlijk
C
Actief en Kunstmatig
D
Actief en Natuurlijk

Slide 4 - Quiz

Paragraaf 4.4: Bloedtransfusies en transplantaties

Slide 5 - Slide

Lesdoelen


1. Ik kan beschrijven welke problemen door antigenen kunnen ontstaan bij transplantaties en bloedtransfusies.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoeveel mensen gaan er in Nederland elk jaar dood op de wachtlijst voor een orgaan?

Slide 8 - Open question

Welk percentage van de familie weigert een postmortaal donatieverzoek van het ziekenhuis na het overlijden van hun familielid? (Beslissing patiënt onbekend)

Slide 9 - Open question

Welk percentage van de familie weigert een postmortaal donatieverzoek van het ziekenhuis na het overlijden van hun familielid? (Patiënt is geregistreerd donor)

Slide 10 - Open question

de nieuwe donorwet
Sinds 1 juli 2020 is de donorwet in werking getreden. Hierdoor is iedereen automatisch donor, tenzij je hebt aangegeven in het donorregister dat je dat niet wilt zijn. De familieleden mogen nog steeds nee zeggen.

Slide 11 - Slide

Ben jij al geregistreerd?
Je mag ook nee zeggen,
Of ja natuurlijk, dat mag al vanaf 12 jaar, je familie kan nog steeds nee zeggen.

Slide 12 - Slide

afstotingsreacties
Menselijke cellen hebben ook antigenen.                              (= het HLA-systeem)
Hierdoor kunnen jouw lymfocyten je lichaamseigen cellen onderscheiden van lichaamsvreemde cellen (van het donororgaan). 

T-cellen: vernietigen de cellen van het donororgaan
B-cellen: acute afstoting door gevormde antistoffen
Medicijnen: onderdrukken de afstotingsreactie

Slide 13 - Slide

Wat is HLA?
Het HLA zijn de antigenen op lichaamscellen van mensen.

Welk type HLA je hebt is erfelijk bepaald. 
Familieleden hebben dus vaak overeenkomsten.

Slide 14 - Slide

HLA/MHC-matching
Als er een orgaantransplantatie noodzakelijk is wordt er naar veel meer gekeken dan alleen naar de bloedgroep. Er zijn ontzettend veel verschillende eiwitten aan het oppervlak van cellen die allemaal anders kunnen zijn.
Het uitgangspunt is ALLE eiwitten moeten lichaamsEIGEN zijn als er geen reactie van het immuunsysteem gewenst is.
Alle eiwitten die hierin een rol spelen worden HLA eiwitten genoemd.

Slide 15 - Slide

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de antigenen (bloedfactoren) van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 16 - Slide

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 17 - Slide

Resusfactor
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.

Problemen bij tweede Rh+ baby, als Rh- negatieve moeder een Rh+ kind krijgt bij de eerste bevalling. Waarom?

Slide 18 - Slide

Waarom?
- Eerste contact van Rh- bloed van moeder met Rh+ van kind
- Moeder haar afweersysteem gaat antirhesus (antistoffen tegen de rhesusfactor) 
- Geheugencellen worden aangemaakt
- Tweede kindjes met Rh+ bloed --> afweersysteem moeder 

Hoe zou je dit kunnen voorkomen? --> Na 1ste geboorte prik met antirhesus

Slide 19 - Slide

Lesdoelencheck:
Kan ik:
-beschrijven welke problemen door antigenen kunnen ontstaan bij transplantaties en bloedtransfusies?


Slide 20 - Slide

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
Antistof
Doneren
Ontvangen

Slide 21 - Slide

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
A
B
AB
X
Antistof
B
A
X
AB
Doneren
A/AB
B/AB
AB
Allemaal
Ontvangen
A/O
B/O
A/B/AB/O
O
AB= universele ontvanger
O= universele donor

Slide 22 - Slide

Oefening bloedgroepbepalingen
Ga naar de volgende website en laat de patiënten in leven

Slide 23 - Slide

Aan de slag!

HAVO:

Paragraaf 13.4: opdracht 52 t/m 60





Slide 24 - Slide