Paragraaf 4.3/4.4: Immuniteit/Bloedtransfusies en transplantaties

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de kluis!

1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg je spullen klaar:
  • Laptop 
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de kluis!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Herhaling paragraaf 4.2: Afweer

  • Uitleg Paragraaf 4.3/4.4: Immuniteit/Bloedgroepen en transplantaties

  • Oefenen met PO 3HV






Slide 2 - Slide

Paragraaf 4.3: Immuniteit

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  1. Ik kan beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
  2. Ik kan beargumenteren welke problemen kunnen ontstaan bij transplantaties en bloedtransfusies en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Primaire en secundaire reactie
Incubatietijd: 
De tijd tussen het binnendringen van ziekteverwekker en vertonen van ziekteverschijnselen.

Primaire reactie: vorming eerste antistoffen.
Secundaire reactie: veel antistof door antigenherkenning geheugencellen.

Slide 6 - Slide

Immuniteit
Na de primaire reactie kan immuniteit optreden; 
 na infectie geen ziekteverschijnselen meer

Slide 7 - Slide

Immunisatie
Actief: lichaam maakt eigen antistoffen

Passief: antistoffen worden aangeleverd.

Kunstmatig: door prikje, ook wel immunisatie.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vaccinatie
= kunstmatig actieve immuniteit

Bij vaccinatie wordt het antigen van de ziekteverwekker ingebracht.

Dat kan op verschillende manieren.

Uitbanning van bepaalde ziekten.

Slide 10 - Slide

Serum
= kunstmatig passieve immuniteit

Antiserum: = bloedplasma zonder stollingseiwitten (met antistoffen), afkomstig uit bloed van immuun mens of dier

Nadeel: allergische reactie op andere antistoffen in antiserum

Slide 11 - Slide

Immuniteit

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Paragraaf 4.4: Bloedtransfusies en transplantaties

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hoeveel mensen gaan er in Nederland elk jaar dood op de wachtlijst voor een orgaan?

Slide 16 - Open question

Welk percentage van de familie weigert een postmortaal donatieverzoek van het ziekenhuis na het overlijden van hun familielid? (Beslissing patiënt onbekend)

Slide 17 - Open question

Welk percentage van de familie weigert een postmortaal donatieverzoek van het ziekenhuis na het overlijden van hun familielid? (Patiënt is geregistreerd donor)

Slide 18 - Open question

de nieuwe donorwet
Sinds 1 juli 2020 is de donorwet in werking getreden. Hierdoor is iedereen automatisch donor, tenzij je hebt aangegeven in het donorregister dat je dat niet wilt zijn. De familieleden mogen nog steeds nee zeggen.

Slide 19 - Slide

Ben jij al geregistreerd?
Je mag ook nee zeggen,
Of ja natuurlijk, dat mag al vanaf 12 jaar, je familie kan nog steeds nee zeggen.

Slide 20 - Slide

afstotingsreacties
Menselijke cellen hebben ook antigenen.                              (= het HLA-systeem)
Hierdoor kunnen jouw lymfocyten je lichaamseigen cellen onderscheiden van lichaamsvreemde cellen (van het donororgaan). 

T-cellen: vernietigen de cellen van het donororgaan
B-cellen: acute afstoting door gevormde antistoffen
Medicijnen: onderdrukken de afstotingsreactie

Slide 21 - Slide

Wat is HLA?
Het HLA zijn de antigenen op lichaamscellen van mensen.

Welk type HLA je hebt is erfelijk bepaald. 
Familieleden hebben dus vaak overeenkomsten.

Slide 22 - Slide

HLA/MHC-matching
Als er een orgaantransplantatie noodzakelijk is wordt er naar veel meer gekeken dan alleen naar de bloedgroep. Er zijn ontzettend veel verschillende eiwitten aan het oppervlak van cellen die allemaal anders kunnen zijn.
Het uitgangspunt is ALLE eiwitten moeten lichaamsEIGEN zijn als er geen reactie van het immuunsysteem gewenst is.
Alle eiwitten die hierin een rol spelen worden HLA eiwitten genoemd.

Slide 23 - Slide

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de antigenen (bloedfactoren) die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 24 - Slide

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de antigenen (bloedfactoren) van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 25 - Slide

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 26 - Slide

Resusfactor
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.

Problemen bij tweede Rh+ baby, als Rh- negatieve moeder een Rh+ kind krijgt bij de eerste bevalling. Waarom?

Slide 27 - Slide

Waarom?
- Eerste contact van Rh- bloed van moeder met Rh+ van kind
- Moeder haar afweersysteem gaat antirhesus (antistoffen tegen de rhesusfactor) 
- Geheugencellen worden aangemaakt
- Tweede kindjes met Rh+ bloed --> afweersysteem moeder 

Hoe zou je dit kunnen voorkomen? --> Na 1ste geboorte prik met antirhesus

Slide 28 - Slide

Lesdoelencheck:
Kan ik:
- beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan?
- beargumenteren welke problemen kunnen ontstaan bij transplantaties en bloedtransfusies en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt?

PO bloedgroepbepaling 3HV

Slide 29 - Slide

Aan de slag!
Paragraaf 4.3: opdrachten 20 t/m 28
Paragraaf 4.4: opdrachten 31 t/m 38

Klaar? Maak een samenvatting en begrippenlijst voor paragraaf 4.3 en 4.4
Extra oefen? Kijk op de volgende slide om nog even te oefenen met de bloedgroepen
Extra verdieping? Ga naar Biologiepagina.nl en maak de examenvragen die bij de afweer horen

Slide 30 - Slide

Oefening bloedgroepbepalingen
Ga naar de volgende website en laat de patiënten in leven

Slide 31 - Slide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?




Slide 32 - Slide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 33 - Slide