Basisstof 5: De celkern

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

Thema 2: 
Organen en cellen
Basisstof 5:
De celkern

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1.  Je kunt de kenmerken van chromosomen benoemen
  2. Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.

Slide 3 - Slide

DNA en chromosomen
In de celkern ligt je DNA, bestaande uit chromosomen.
Deze chromosomen lijken op lange draden en zijn alleen zichtbaar onder  als de cel zich gaat delen.

Slide 4 - Slide

Lichaamscellen
De cellen in je lichaam heten lichaamscellen. Menselijke lichaamscellen hebben 46 chromosomen. 
Bij andere organismen kan het aantal chromosomen in de lichaamscellen anders zijn.

Slide 5 - Slide

Bouw van DNA
De chromosomen bestaan uit DNA.
DNA is als een wenteltrap met vele treden.

De treden bestaan uit twee delen: de basen A, T, C en G.

De basen  A-T en C-G vormen vaste koppels, een basenpaar.

Slide 6 - Slide

Functie van DNA
In het DNA ligt informatie opgeslagen over eigenschappen.
Bijv. je oogkleur: het DNA bepaalt welke kleurstoffen worden gevormd in de iris van het oog.

Slide 7 - Slide

De taal van DNA
Die informatie is in het DNA opgeslagen door de volgorde van de basenparen A–T en C–G. Hoe dat werkt, kun je vergelijken met taal. Het Nederlandse alfabet bestaat uit 26 letters. Met die letters kun je veel verschillende combinaties maken. Elke combinatie heeft een andere betekenis. Bijvoorbeeld: ‘periode’ betekent iets anders dan ‘eierdop’. Maar de letters zijn hetzelfde. In het DNA is informatie op dezelfde manier opgeslagen, maar dan met maar vier letters (de basen).

Slide 8 - Slide

Erfelijke eigenschappen
Erfelijke eigenschappen zijn eigenschappen die kinderen kunnen erven van hun ouders zoals oogkleur of de vorm van je gezicht.

Niet alleen het DNA heeft invloed op deze eigenschappen. Ook je leefwijze en milieu spelen mee

Slide 9 - Slide

Genen (1)
In het DNA ligt de informatie voor vele eigenschappen. 

Voor deze eigenschappen zijn duizenden basenparen nodig.

De basenparen die nodig zijn voor een of meerdere eigenschappen noem je een gen.

Slide 10 - Slide

Genen (2)
Elke lichaamscel bevat dus informatie voor alle eigenschappen.

In verschillende cellen staan verschillende genen aan of uit en groeien er bijv. geen ogen op je voeten

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Lezen:
Basisstof 5: De celkern
Maken:
Opdracht 1 t/m 5 & 7 t/m 9


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Wat zijn chromosomen?
A
lange dunne draden in de celkern
B
het zijn kernen
C
Bevatten eigenschappen
D
zijn cellen

Slide 14 - Quiz

Bevat iedere lichaamscel de informatie voor de haarvorm?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Wat is DNA?
A
al je erfelijke eigenschappen
B
het materiaal met erop erfelijke informatie
C
al je 46 chromosomen bij elkaar

Slide 16 - Quiz

Waar komt je DNA voor?
A
in de chromosomen
B
alleen in je lichaamscellen
C
alleen in de geslachtscellen
D
in de celkern

Slide 17 - Quiz

Wat zijn basen?
A
Letters
B
Stukjes DNA
C
Code
D
Genen

Slide 18 - Quiz

In DNA vormt base A een paar met base G.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Eigenschappen die voortdurend veranderen
B
Je persoonlijke eigenschappen
C
Eigenschappen die je van je ouders erft
D
Alle eigenschappen in je DNA

Slide 20 - Quiz

Erfelijke eigenschappen liggen vast in je DNA
A
in al je cellen
B
alleen in je hersenen
C
alleen in je huid
D
alleen in je maagdarmkanaal

Slide 21 - Quiz

Leerdoelen
  1.  Je kunt de kenmerken van chromosomen benoemen
  2. Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven.

Slide 22 - Slide

Ik heb de leerdoelen van deze les onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Wat vind je lastig?
Waar zou je meer over willen weten?

Slide 24 - Open question