Grammatica - Samengestelde zinnen - les 1

N E D E R L A N D S
Voorbereiding les:
- Boek blz. 222
- Inloggen LessonUp
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

N E D E R L A N D S
Voorbereiding les:
- Boek blz. 222
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat valt op aan deze zinnen?
Ik was te laat op school, want mijn band was lek.
Mijn band was lek. Ik was te laat op school.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions



Flevoland bestond vroeger niet,
want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions



Flevoland bestond vroeger niet,
want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.
Noteer de onderwerpen van de samengestelde zin.

Slide 5 - Open question

This item has no instructions



Rembrandt ging in de leer bij een meester-schilder,
omdat hij goed kon tekenen.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions



Voordat de tandenborstel werd uitgevonden,
poetsten mensen hun tanden met zand, zout of gemalen krijt.
Noteer de onderwerpen van de samengestelde zin.

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Lisa is te verdrietig om naar het feest te gaan.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 8 - Quiz

Verander tijd: 'Miranda was te verdrietig om naar het feest te gaan.'

Alleen 'is' verandert, dus 1 persoonsvorm, dus enkelvoudige zin. 
Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 9 - Quiz

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 10 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).


De zin bestaat uit:
'Ali heeft me uitgenodigd voor zijn feest, maar jammer genoeg kan ik niet.'

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 11 - Quiz

De onderwerpen (Ali + ik) staan telkens naast de persoonsvormen (heeft + kan). Dit zijn dus twee hoofdzinnen.


De zin bestaat uit:
'Over twee weken begint de proefwerkweek en daarna hebben we geen les meer.'
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 12 - Quiz

De onderwerpen (de proefwerkweek + we) staan telkens naast de persoonsvormen (begint + hebben). Dit zijn dus twee hoofdzinnen.
Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).