H3.3 Reactieomstandigheden

Reactieomstandigheden

Leerdoel:

  • Kunnen uitleggen welke factoren de reactiesnelheid beïnvloeden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Reactieomstandigheden

Leerdoel:

  • Kunnen uitleggen welke factoren de reactiesnelheid beïnvloeden

Slide 1 - Slide

Wat ga ik vandaag uitleggen?
  • Botsende-deeltjesmodel
  • Reactiesnelheid
  • Reactiesnelheid invloeden
  • Wet van behoud van massa
  • Reactieschema
  • Opdrachten en afsluiting

Slide 2 - Slide

Botsende deeltjesmodel

Voor de reactie zijn de stoffen AB en CD
aanwezig. Wanneer deze stoffen effectief op elkaar botsen,
ontstaan de stoffen AD en CB.





Wanneer een botsing voldoende krachtig
is, kunnen de atomen



hergroeperen. Er wordt dan gesproken van
een effectieve botsing.



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Reactiesnelheid

De ene reactie verloopt erg langzaam,
zoals het roesten van ijzer. En een andere reactie, zoals een
explosie, verloopt heel snel.


De snelheid waarmee een reactie verloopt
wordt reactiesnelheid genoemd.





Slide 5 - Slide

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid wordt beïnvloed door:

  • De soort stof
  • Verdelingsgraad
  • Concentratie
  • Temperatuur
  • Katalysator

Slide 6 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

De soort stof/materie.




Magnesium reageert sneller met zoutzuur
dan dat zink dat doet




Slide 7 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

Verdelingsgraad

Wanneer de deeltjes fijner worden, wordt
het oppervlakte groter. De verdelingsgraad neemt toe.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • deeltjes fijner —> grotere verdelingsgraad
  • grotere verdelingsgraad —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Reactiesnelheid invloeden

Concentratie

Wanneer de concentratie groter is, zijn er meer deeltjes aanwezig waardoor de kans op effectieve botsingen
groter is. De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • concentratie groter —> meer deeltjes aanwezig
  • meer deeltjes aanwezig —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid


Slide 10 - Slide

Concentratie (hoeveelheid deeltjes)

Slide 11 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

Temperatuur

Bij een hogere temperatuur bewegen de moleculen sneller

waardoor de kans op effectieve botsingen groter is.

De reactiesnelheid neemt toe, omdat:

  • temperatuur groter —> moleculen bewegen sneller
  • moleculen bewegen sneller —> meer effectieve botsingen
  • meer effectieve botsingen —> grotere reactiesnelheid

Slide 12 - Slide

Reactiesnelheid invloeden

Katalysator

Soms verloopt een reactie niet wanneer twee stoffen bij elkaar

worden gevoegd. Wanneer een katalysator wordt toegevoegd verloopt de reactie wel (en sneller), zoals bij de olifantentandpasta.

Een katalysator is een stof die de reactie versnelt, maar niet wordt verbruikt tijdens de reactie.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Wet van massabehoud
Welke massa is groter ? De massa voor of na de reactie ?

Slide 15 - Slide

Wet van massabehoud
Welke massa is groter ? De massa voor of na de reactie ?

Slide 16 - Slide

Wet van Lavoisier

De massa van alle stoffen vóór de reactie samen is net zo groot als de massa van alle reactieproducten bij elkaar.

Dit wordt de wet van Lavoisier genoemd

LET OP!

Het gaat om alle stoffen.
Dus gassen moet je ook meetellen.



Slide 17 - Slide

Reactieschema

Chemische reacties kunnen worden weergegeven in een reactieschema. Bijvoorbeeld:
aardgas (g) + zuurstof (g) —> water (g) + koolstofdioxide (g)

De reactie stopt wanneer één van de beginstoffen op is. Dus wanneer de aardgas of het zuurstof op is, stopt de reactie.

De beginstof die overblijft nadat de reactie is gestopt, was in overmaat aanwezig. Dat wil zeggen dat er voldoende van die stof aanwezig was.

Slide 18 - Slide

Welk van de vijf methoden om reactiesnelheid te beïnvloeden kan worden verklaard met het botsende deeltjes model?
A
Verdelingsgraad en katalysator
B
Soort stof, concentratie en temperatuur
C
Alle 5 de methodes kunnen worden verklaard met het botsende deeltjesmodel
D
Verdelingsgraad, concentratie en temperatuur

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen een endotherme en exotherme reactie?
A
Bij endotherme reacties gaat er warmte in en bij exotherme warmte uit
B
Bij endotherme reacties gaat er warmte uit en bij exotherme warmte in
C
Bij endotherme reacties gaat er energie in en bij exotherme energie uit
D
Bij endotherme reacties gaat er energie uit en bij exotherme energie in

Slide 20 - Quiz

Vaak is een reactie aan het begin sneller dan aan het einde, hoe kan dit?
A
De katalysatorconcentratie is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
B
De verdelingsgraad is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
C
De temperatuur is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie
D
De concentratie reagerende stoffen is aan het begin hoger dan aan het einde van de reactie.

Slide 21 - Quiz

Afsluiting

Maak de volgende opdrachten:

-Zie je OneNote
- in elk geval maken en nakijken de vragen 13 t/m 17 (blz.86)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt
hebt. Maak een notitie van de vragen die je niet snapte
of
waarvan je meer uitleg wilt hebben. Stel deze vragen
de
volgende les.

Slide 22 - Slide