V4 Argumenteren les 1

Argumenteren




Les 1




1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Argumenteren




Les 1




Slide 1 - Slide

Cursus 2 Argumenteren
§1.  Wat zijn standpunten en argumenten?

De eerste stap is het herkennen van het standpunt en het argument, om vervolgens aan te geven of je met een feitelijk of waarderend standpunt te  maken hebt.

Lees de theorie in het lesboek op p.62/63  Argumenteren - par. 1 Standpunt en argument
Maak voor jezelf  een korte samenvatting.

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Argumenteren § 1
Signaalwoorden voor een standpunt: volgens mij, mijns inziens, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dan ook, daarom, kortom en werkwoorden als zijnvinden en moeten


Signaalwoorden voor een argument: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden



Slide 3 - Slide

(in)directe standpunten
In teksten worden standpunten niet altijd direct geformuleerd. 

Bijvoorbeeld: ''Het transferbedrag voor die voetballer is 200 miljoen dollar; alsof hij Messi of Neymar is!'' 
Betekent eigenlijk: ''Die voetballer is voor te veel geld aangekocht.''

Als gevraagd wordt om het standpunt uit een tekst te halen, kan het dus zijn dat het niet direct geformuleerd is. In dat geval moet je goed lezen en het een beetje herformuleren. 

Slide 4 - Slide

Opdracht
Wat is het standpunt en wat is het argument?

In de volgende slides geef je aan wat het standpunt is.


Slide 5 - Slide

Wat is het standpunt in de volgende zin:

Het is voor iedereen goed om op een teamsport te zitten, want dat is de beste manier om te leren samenwerken
A
Het is..... te zitten
B
want .... samenwerken

Slide 6 - Quiz

Wat is het standpunt in de volgende zin:


Omdat het zo gezellig is, vind ik een glaasje wijn op zijn tijd geen probleem.
A
Omdat het zo gezellig is
B
vind ik....geen probleem.

Slide 7 - Quiz

Wat is het standpunt in de volgende zin:

Er komen nog steeds veel jongeren met alcoholvergiftiging in het ziekenhuis. Daarom moet de verkoop van alcohol aan jongeren veel strenger gestraft worden.
A
Er komen ...het ziekenhuis
B
Daarom moet..... gestraft worden

Slide 8 - Quiz

Wat is het standpunt in de volgende zin:

Amsterdam heeft veel concertzalen. Het is dus geen wonder dat bijna elke band die Nederland aandoet, in Amsterdam optreedt.
A
Amsterdam heeft veel concertzalen
B
Het is ..... Amsterdam optreedt

Slide 9 - Quiz

Huiswerk: opdrachten 1 + 2 
Je hebt de opdrachten in je schrift gemaakt. 

Je hebt in tekst 1 onderstreept/gemarkeerd) bij opdracht 2 (vr. 1 t/m 3)

We wisselen de antwoorden uit.

Slide 10 - Slide

opdracht 1: In de onderstaande zinnen is het standpunt indirect verwoord; noteer het expliciete standpunt.
1. Op Nederlandse universiteiten hoor je studenten Duits, Pools en andere talen spreken, maar je hoort nauwelijks Nederlands. Waarom geen quotum voor buitenlandse studenten?
2. Die docent geeft geen les, nou ja, ze geeft slaaples!
3. Ik snap dat scholieren in het voortgezet onderwijs stress van toetsen hebben: ze maken zo’n 180 toetsen per jaar. Oftewel, bijna elke schooldag één toets!

Slide 11 - Slide

opdracht 1: mogelijke antwoorden
1. Bijvoorbeeld: Nederlandse universiteiten moeten een quotum instellen voor buitenlandse studenten.
2. Bijvoorbeeld: Ik vind dat die docent slaapverwekkende/saaie lessen geeft.
3. Bijvoorbeeld: In het voortgezet onderwijs moet minder getoetst worden.

Slide 12 - Slide

opdracht 2 : vr. 4
Ga na of je kunt controleren of de argumenten waar of niet waar zijn, of dat je het ermee eens of oneens kunt zijn.

Slide 13 - Slide

opdracht 2 : vr. 5
Tip: 
Begin met je mening over de strandconcerten en leg daarna uit waarom je dat vindt (argument).

Slide 14 - Slide

opdracht 2 : vr. 5
Bijvoorbeeld: Wel Italiaanse strandconcerten, want in de zomer worden alle stranden in Italië druk bezocht; een concert brengt daar geen verandering in.
Of:
Geen Italiaanse strandconcerten, want stranden worden beschadigd door de bezoekers van het concert. Ook zijn vijftigduizend bezoekers wel heel veel mensen en waarschijnlijk meer dan er normaliter op het strand zijn.

Slide 15 - Slide

19/2          § 2 Argumentatiestructuren
  Doelen:
  • Je weet het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging (§ 1) 
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige en nevenschikkende argumentatie, tussen afhankelijke en onafhankelijke argumenten, tussen standpunt en argument.
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.

Slide 16 - Slide

Hw uit § 1: opdr 2  zie volgende sheet. Check met je eigen tekst.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Schrijf op wat je inmiddels weet over tegenargument en weerlegging.

Slide 20 - Open question

opdracht tweetallen
Stelling: Huiswerk is nutteloos, omdat het alleen maat tijd verspilt die je ook kunt gebruiken voor hobby's of rust.

Jullie zijn het niet met elkaar eens. 
1. Een van jullie geeft een tegenargument. 
2. Hoe kan de ander dit weerleggen?
(denk bij weerleggen dus aan feiten, voorbeelden en/of sterkere argumenten bieden)

Slide 21 - Slide

voorbeeld van een weerlegging
1.Feiten controleren: 'Uit onderzoek blijkt dat huiswerk maken ervoor zorgt dat je de lesstof beter onthoudt.'
2. tegenvoorbeelden geven: 'Ik merk dat ik beter voorbereid ben op toetsen als ik mijn huiswerk maak.'
3. sterkere argumenten: 'Huiswerk leert je ook vaardigheden als tijdsmanagement en discipline en die zijn nuttig in het leven.'

Slide 22 - Slide

Betoog
Een betogende tekst heeft de dus volgende elementen:
  • Een stelling/standpunt
  • Argumenten voor de stelling
  • Een tegenargument
  • Een weerlegging van een tegenargument

Slide 23 - Slide

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging? 
Tegenargument
  • Ontkracht het standpunt
Is een reactie die laat zien dat je het niet eens bent met wat iemand zegt, maar het geeft geen bewijs waarom die persoon niet gelijk heeft.

Weerlegging
  • Ontkracht het (tegen)argument
  • is een reactie waarbij je laat zien dat het idee van de ander niet klopt, en je bewijst dat met feiten, tegenvoorbeelden geven of logica (sterkere argumenten bieden i.p.v. ontkrachten).

Slide 24 - Slide

Voorbeelden
Standpunt + argument voor: "Thuiswerken is goed, omdat je geen reistijd hebt en flexibeler bent."

Tegenargument: "Sommige mensen zeggen echter dat thuiswerken minder productief is."

Weerlegging: "Dat klopt niet altijd, want uit onderzoek blijkt dat mensen die thuiswerken vaak meer focus hebben en minder afleiding ervaren dan op kantoor."

Slide 25 - Slide

Belangrijk!
Let op: vanaf 2021 wordt de term 'weerlegging' niet meer gebruikt op havo en vwo. er is altijd sprake van een 'tegenargument', ongeacht of het tegen een standpunt of een argument ingaat.

Toch is het belangrijk dat je het onderliggende verschil kent. 
Waarom, denk je?

Slide 26 - Slide

Voorbeelden
Argument voor: "Buiten spelen is belangrijk voor kinderen, omdat het hun gezondheid en sociale vaardigheden bevordert."
Tegenargument: "Veel mensen denken dat het veiliger is om kinderen binnen te houden, vooral met alle gevaren buiten."
Weerlegging: "Hoewel veiligheid belangrijk is, is buitenspelen essentieel voor de ontwikkeling van kinderen, en kunnen we dit combineren met goede veiligheidsmaatregelen."

Slide 27 - Slide

Welke signaalwoorden?
Een argument herken je aan signaalwoorden als: want, dat blijkt uit, immers, omdat, de reden hiervoor is.
Een tegenargument/weerlegging herken je aan: maar, echter, hoewel, daarentegen,...


Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

We moeten een kiesdrempel van minstens drie procent invoeren. Het grote aantal kleine partijen in de Tweede Kamer maakt het bijna onmogelijk om Nederland te regeren.
- Zonder kiesdrempel voelen minderheden zich ook vertegenwoordigd.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 30 - Quiz

Varkens worden in Nederland erg slecht behandeld. Daarom kun je beter geen varkensvlees eten.
- Sinds er alleen nog maar vlees met een ster verkocht mag worden, zijn de omstandigheden in de stallen sterk verbeterd.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 31 - Quiz

Er moet een DNA-databank van alle Nederlanders komen. Het wordt dan mogelijk om grote bevolkingsonderzoeken naar erfelijke ziekten te doen.
- Het is wel een grove schending van ieders privacy.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 32 - Quiz

Feitelijke en waarderende argumenten

Opdracht: Jullie leggen mij m.b.v. de volgende sheets uit wat feitelijke en waarderende argumenten zijn.
Daarna:
  • Oefenen
  • Uitleg: tegenargumenten en weerleggingen

Slide 33 - Slide

We moeten een kiesdrempel van minstens 3% invoeren, want het grote aantal kleine partijen in de Tweede Kamer maakt het bijna onmogelijk om Nederland te regeren.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 34 - Quiz

Wat is dit?
Standpunt/ mening van de auteur

Slide 35 - Slide

Feitelijk of waarderend?
Feitelijk: dit argument is waar/ controleerbaar. 

Slide 36 - Slide

Feitelijk of waarderend?
Waarderend: je kunt niet aantonen dat iets fijn, goedaardig of grappig is. 

Slide 37 - Slide

Feitelijke en waarderende argumenten
  • Een standpunt, ofwel mening, onderbouw je met een of meerdere argumenten.

  • Als je onderbouwing controleerbaar is, dan noem je dat een feitelijk argument.
    Het argument is dan (bewezen) waar of onwaar. Gebaseerd op onderzoeken / cijfers / feiten.

  • Als je onderbouwing niet controleerbaar is, dan noem je dat een waarderend argument.
    Dat is een argument waarover je van mening kunt verschillen.

Slide 38 - Slide

Het is voor iedereen goed om op een teamsport te zitten, want dat is de beste manier om te leren samenwerken
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 39 - Quiz

Omdat het zo gezellig is, vind ik een glaasje wijn op zijn tijd geen probleem.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 40 - Quiz

Er komen nog steeds veel jongeren met alcoholvergiftiging in het ziekenhuis. Daarom moet de verkoop van alcohol aan jongeren veel strenger gestraft worden.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 41 - Quiz

Ik zou voorlopig geen nieuwe schaatsen kopen, het is al jaren geleden dat er langer dan enkele dagen natuurijs heeft gelegen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 42 - Quiz

Amsterdam heeft veel concertzalen. Het is dus geen wonder dat bijna elke band die in Nederland aandoet, in Amsterdam optreedt.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 43 - Quiz

Maak nu online bij § 1 opdracht 3. Doe dit alleen!
timer
25:00

Slide 44 - Slide

Tegenargument & weerlegging
Een tegenargument gaat in tegen een standpunt

Een weerlegging gaat in tegen een argument

Slide 45 - Slide

Tegenargument
Standpunt: Er moet op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden.
Argument: Dat zal helpen in de strijd tegen overgewicht.
Tegenargument: Het is niet de taak van scholen om leerlingen te voeden.


Slide 46 - Slide

Weerlegging
Standpunt: Er moet op school tussen de middag een gezonde maaltijd voor leerlingen geserveerd worden.
Argument: Dat zal helpen in de strijd tegen overgewicht.
Weerlegging: In Engeland serveren ze al jaren een schoolmaaltijd en het overgewicht is daar niet afgenomen.


Slide 47 - Slide

Huiswerk voor 5/2
  1. Maak opdracht 3 op p. 64
2. Lees de theorie van paragraaf 2 op p.68/69 en vat deze samen. 
Zo ben je al bezig met het 'toetsklaar' zetten van je huiswerk.


Slide 48 - Slide

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 49 - Drag question

In het bedrijfsleven heeft iedereen een aantal snipperdagen. Ik vind dat leerlingen in het voortgezet onderwijs daar ook recht op hebben.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 50 - Quiz

Slide 51 - Slide