les 29, vr 27 nov

1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
- MO (10 min)
- grammaire I (15 min)
- toets inzien (15 min)

Les devoirs:
faire: ex. 30, 31, 32
apprendre: voca FH

Slide 2 - Slide

Le passé composé (herhaling)
Grammaire I

Slide 3 - Slide

Le passé composé (de voltooid tegenwoordige tijd)
- Om aan te geven dat iets is gebeurd.

- Wat heb je nodig? ---> een hulpwerkwoord (être of avoir) + een voltooid deelwoord

Slide 4 - Slide

Hoe maak je een voltooid deelwoord?
- werkwoorden die eindigen op -er:
-er haal je weg. --> zet een é neer. (exemple: parler --> parl --> parlé)

- werkwoorden die eindigen op -ir:
 -ir haal je weg. --> zet een i neer. (exemle: finir --> fin --> fini)

- werkwoorden die eindigen op -re: 
-re haal je weg. --> zet een u neer. (exemple: attendre --> attend --> attendu

Slide 5 - Slide

être of avoir?
- Gebruik je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben? --> In het Frans gebruik je dan avoir.

- Gebruik je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn? --> In het Frans gebruik je dan meestal être. (er zijn uitzonderingen: ik ben begonnen = j'ai commencé. ik ben geweest = j'ai été.)

Slide 6 - Slide

Gebruik je het hulpwerkwoord être?
- Achter het voltooid deelwoord kan dan een extra -e of -s komen. Dit ligt aan het onderwerp. 

bijvoorbeeld: 
Jean est allé.
Jeanine est allée.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

exmple: Aller
Je suis allé(e)
Tu es allé(e)
il/elle/on est allé(e)(s)

Nous sommes allé(e)s
vous êtes allé(e)(s)
ils sont allés
elles sont allées

Slide 9 - Slide

1. ik heb gewacht.
2. ik ben begonnen.
3. wij hebben gewacht
4. hij is gevallen.
5. zij is gevallen.
6. wij zijn gevallen.

Slide 10 - Slide