Semester 1 - les 2

1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De Magie van Werkwoordspelling
(of hekserij?)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je werkwoorden correct spellen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over werkwoordspelling?

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Wat is werkwoordspelling?
Werkwoordspelling gaat over het correct schrijven van werkwoorden in verschillende vormen en tijden.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Stam en uitgangen
Bij werkwoordspelling bestaat een werkwoord uit een stam en uitgangen die de vorm en tijd aangeven.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden
Bij regelmatige werkwoorden volgen de stam en uitgangen een vast patroon.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Stap 1: Persoonsvorm?
1. Zet de zin in een andere tijd
2.  Maak de zin vragend
3. Zet het onderwerp in mv/ev

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in de zin 'Hij speelt graag voetbal'?
A
graag
B
Hij
C
speelt
D
voetbal

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in de zin 'Ik eet een appel'?
A
een
B
Ik
C
eet
D
appel

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Stap 2: t.t. / v.t. ?
- Is het nu bezig? Tegenwoordige tijd
- Is het al gebeurd? Verleden tijd

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Is het werkwoord in de zin verleden tijd of tegenwoordige tijd? 'De zon schijnt vandaag.'
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Is het werkwoord in de zin verleden tijd of tegenwoordige tijd? 'Ik speelde gisteren voetbal.'
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd
- Enkelvoud of meervoud?
- 1e persoon enkelvoud -> schrijf je de stam
- 2e persoon enkelvoud -> stam + t
          Je/jij achter de persoonsvorm? -> alleen de stam
- 3e persoon enkelvoud -> stam + t

- Meervoud? -> hele werkwoord


Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
A
Manou verstuurt een brief
B
Manou verstuurd een brief
C
Manou verstuurdt een brief

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordspelling
A
Het gebeurt vaak dat ze valt.
B
Het gebeurd vaak dat ze valt.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordspelling
A
Houdt jij ook zo van werkwoordspelling?
B
Houd jij ook zo van werkwoordspelling?

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Verleden tijd
- Sterk of zwak?

Sterk -> Krijgt een andere klinker

Zwak -> Krijgt -te of -de achter de stam

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat is een zwak werkwoord?
A
lopen
B
fietsen
C
gaan
D
worden

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN zwak werkwoord?
A
voelen
B
praten
C
horen
D
ruiken

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden
1. Haal –en van het werkwoord af

2. Zit de laatste letter in TaXiKoFSCHiP?
Ja? -> +te of +ten

Nee? -> +de of +den


Slide 39 - Slide

This item has no instructions

De familie _____ vorige week naar Amerika.
A
verhuisde
B
verhuiste
C
verhuisden
D
verhuisten

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

We _____ allemaal op een goede afloop.
A
hoopte
B
hoopten
C
hoopde
D
hoopden

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Hij _____ zijn familie in de moeilijke tijd.
A
steunde
B
steunden
C
steunten
D
steunte

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Samenvatting
Werkwoordspelling gaat over het correct spellen van werkwoorden. Er zijn regelmatige en onregelmatige werkwoorden, en verschillende spellingsregels die je kunt toepassen.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Hoe staat je pet?
A
Makkelijk!
B
Ik maak heel soms een foutje.
C
Ik vind dit best nog lastig.
D
Ik zie het even echt niet meer zitten.

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Probeer het eens!

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 46 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 47 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 48 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Slide 50 - Slide

This item has no instructions