Woordenschat

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1,2

We gaan vandaag bezig met woordenschat. Welke moeilijke woorden ken je al?

Waarom denk je dat woordenschat belangrijk is?

Jullie gaan de volgende vragen individueel beantwoorden.

We bespreken elke vraag kort, zodat we daarna door kunnen met de volgende vraag. Het is geen toets, dus fouten maken is niet erg!

Wat betekent 'motiveren'?

1. Schreeuwen
2. Redenen geven
3. Een motie indienen
4. Doen

Wat betekent 'rationeel'?

1. Gedachten
2. Onverstandig
3. Gevoel
4. Verstandig

Wat betekent 'ambitie'?

1. Doel
2. Reptielachtig dier
3. Iets wat je behaald hebt
4. Hard werken

Probeer een zin te maken met 'ambitie'.

Wat betekent 'officieus'?

1. Officieel
2. Nauwkeurig
3. Niet officieel
4. Niet nauwkeurig

Wat betekent 'stimuleren'?

1. Aanmoedigen
2. Inspireren
3. Klappen
4. Naar beneden halen

Wat betekent 'input'?

1. Scoren
2. Inbreng
3. Het gat met golfen
4. Toepassing

Wat betekent 'differentiëren'?

1. Moeilijk maken
2. Weggaan
3. Onderscheiden
4. Aanpassen aan een groep

Wat betekent 'incident'?

1. Ongeluk
2. Ruzie
3. Nachtmerrie
4. Gebeurtenis

Wat betekent 'optimaliseren'?

1. Verbeteren
2. Nadenken
3. Gebruiken
4. Oogmeting

Wat betekent 'fungeren'?

1. Zacht maken
2. Plezier hebben
3. Dienst doen als
4. Verwijderen

Wat betekent 'participeren'?

1. In stukken snijden
2. Meedoen
3. Gelijk zijn
4. Lidmaatschap opzeggen

Wat betekent 'hoofdzakelijk'?

1. Vooral
2. Alleen maar zakelijk
3. Informeel
4. Bijna nooit

Wat betekent 'ongeacht'?

1. Aanhef voor een brief
2. Niet nagedacht
3. Heel belangrijk
4. Of nu wel of niet

Wat betekent 'wederom'?

1. Waarom
2. Omdat
3. Alweer
4. Wanneer

Wat betekent 'intentie'?

1. Bedoeling
2. Slapen in een tent
3. Oorzaak
4. Gevolg

Opdracht

Studiemeter 

Starttaal Online

2F

Taalverzorging

Woordenschat

Betekenissen + contextzinnen

Opdracht 1, 2 en 3