Weet wat je eet les 2,3,4

1 / 29
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Alles wat je kunt eten en drinken noem je voedingsmiddelen


In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.

--> nodig om gezond te blijven

O koolhydraten
O
vetten
O
eiwitten
O
vitamines 
O mineralen

Slide 2 - Slide

Voedingsmiddel of voedingsstof?
Koolhydraten
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 3 - Quiz

Voedingsmiddel of voedingsstof
croissantje
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 4 - Quiz

Voedingsmiddelen zijn de producten die je kan eten en drinken.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Het
lichaam breekt
voedingsmiddelen af tot voedingsstoffen. Dit afbreken heet de spijsvertering.

Spijsverteringskanaal
Mond --> slokdarm --> maag --> dunne darm --> dikke darm --> endeldarm

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Worden voedingsmiddelen in je lichaam afgebroken tot voedingsstoffen?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Eten en drinken geeft je lichaam energie.

De hoeveelheid energie in je eten en drinken wordt gemeten in kilocalorieën (kcal)

De energie zit in 3 voedingsstoffen:
Koolhydraten leveren per gram 4 kilocalorieën (kcal).
Eiwitten leveren per gram 4 kcal.
Vetten in je eten leveren het meeste energie: per gram 9 kcal.

Slide 9 - Slide

Welke voedingsstof levert géén energie?
A
Koolhydraten
B
Vitamines & mineralen
C
Vetten
D
Eiwitten

Slide 10 - Quiz

Hebben vrouwen meer energie nodig dan mannen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Je lichaam verbruikt energie.


Ook als je slaapt of stilzit verbruik
je
energie. Dat komt omdat je lichaam altijd aan
het werk is.

Je hart moet kloppen, je moet je lichaam warm houden, je moet
ademhalen, je moet groeien, je moet je eten verteren, je hersenen moeten
werken, enzovoorts.



Slide 12 - Slide

Welke stelling is juist?

a: Als je rent verbruik je meer energie dan als je rustig loopt
b: Als je slaapt verbruik je geen energie
c: Allebei de antwoorden zijn goed

A
A is juist
B
B is juist
C
Allebei de antwoorden zijn juist

Slide 13 - Quiz

Niet iedereen heeft evenveel energie nodig, want hoeveel energie iemand elke dag nodig heeft, hangt af van:


O Leeftijd
O Gewicht
O Beweging
O Man of vrouw

Als je over langere tijd net zoveel energie binnenkrijgt als je verbruikt,
dan kom je niet aan. Zo simpel is het. Dat noem je de energiebalans.

Etiketten lezen



Slide 14 - Slide

Wanneer ben je in energiebalans?
A
Als de energie uit je eten en drinken en de energie die je verbruikt hetzelfde is
B
Als de energie uit je eten en drinken minder is dan de energie die je verbruikt

Slide 15 - Quiz

Als je een gezond gewicht hebt dan voel je je fitter en is het makkelijker om te bewegen. En met een gezond gewicht heb je later als volwassene minder kans dat je allerlei vervelende ziekten krijgt, zoals hart- en vaatziekten, suikerziekte (diabetes type 2), pijn in je gewrichten en sommige soorten kanker.

Het is belangrijk om nu al te letten op je gewicht. Want als je als je jong bent en overgewicht hebt (dus als je te zwaar bent), dan heb je later als volwassene ook meer kans op overgewicht. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Voedingsstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen

Slide 18 - Slide

Voedingsvezels



- geen voedingsstof

- Stimuleert de darmen

- Voorkomt opstipatie ( verstopping)

- Zorgen voor een verzadigd gevoel

- in plantaardige voedingsmiddelen

- voedingsvezels worden zelf niet verteerd

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

eiwitten

  • bouwstof

  • brandstof

Slide 21 - Slide

koolhydraten
  • bouwstof
  • brandstof
  • reservestof 


Slide 22 - Slide

vetten
  • bouwstof
  • brandstof
  • Beschermende stof (organen)
  • reservestof


Slide 23 - Slide

vitamines en mineralen
  • bouwstoffen 
  • beschermende stoffen
  • heb je nodig om gezond te  
     blijven!

Slide 24 - Slide

Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon.
Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze voorkomen verstopping.
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.

Slide 25 - Quiz

Koolhydraten zijn
A
Brandstof
B
Brandstof, bouwstof
C
Brandstof, bouwstof en reservestof
D
Brandstof, bouwstof, reserve- en beschermende stof

Slide 26 - Quiz

Beschermende voedingsstoffen zijn
A
Vetten, mineralen en vitamines
B
Vitamines en mineralen
C
Koolhydraten, mineralen en vitamines
D
Vetten en vitamines

Slide 27 - Quiz

Bouwstoffen heb je vooral nodig voor
A
Groei, herstel en energie
B
Groei, herstel en vervanging
C
Groei en herstel
D
Groei en energie

Slide 28 - Quiz

Uitdelen tekst wwje:

O Zo eet je gezond
O Houd je energie in balans
O Eet niks te veel

Toets bestaat uit meerkeuzevragen. Je hoeft dus niet alles uit je hoofd te leren, maar wel dingen te herkennen.


Fijne vakantie en succes! :-)

Slide 29 - Slide