Grammatica 2.5 KGT

Wat gaan we deze les doen?

- Terugkoppeling vorige les
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat gaan we deze les doen?

- Terugkoppeling vorige les
- Doelen van deze les
- Theorie
- Huiswerk

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:

-kun je in een zin de verschillende 
werkwoordsvormen herkennen en benoemen;
-kun je in een zin de persoonsvorm benoemen;
-kun je de tijdproef uitleggen en toepassen.

Slide 2 - Slide

Werkwoordsvormen
Een werkwoord kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld de persoonsvorm.

Behalve de persoonsvorm kan het werkwoord nog 
twee vormen hebben: het hele werkwoord en 
het voltooid deelwoord.



Slide 3 - Slide

Werkwoordsvormen
Voorbeeld:
Zin 1: Mimoun belt vanmiddag mijn broer.

In zin 1 is belt de persoonsvorm. De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd kunt schrijven.

Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen
Voorbeeld:
Zin 2: Mimoun zal vanmiddag mijn broer bellen.

In zin 2 is bellen het hele werkwoord. Het hele werkwoord is de werkwoordsvorm zoals die in het woordenboek staat. Als er een heel werkwoord in de zin voorkomt, is een andere werkwoordsvorm de persoonsvorm. In deze zin is zal de pv.


Slide 5 - Slide

Werkwoordsvormen
Voorbeeld:
Zin 3: Mimoun heeft vanmiddag mijn broer gebeld.

In zin 3 is gebeld het voltooid deelwoord. Dit is de werkwoordsvorm die bij een persoonsvorm van de werkwoorden hebben, worden of zijn in de zin staat. 
In zin 3 is heeft de persoonsvorm. 



Slide 6 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Mijn vader luistert graag naar
klassieke muziek.
A
mijn vader
B
luistert
C
graag
D
klassieke muziek

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
De hond blaft heel hard.
A
de hond
B
blaft
C
heel
D
hard

Slide 8 - Quiz

Werkwoordsvormen
Staat er in een zin één werkwoord, dan is dat automatisch 
de persoonsvorm.
Staan er meer werkwoorden in de zin, dan weet je dankzij 
de tijdproef welke de persoonsvorm is. Voor de overige werkwoorden geldt dan dat je te maken hebt met een voltooid deelwoord en/of een heel werkwoord.

Slide 9 - Slide

Welke vorm van het werkwoord ‘fietsen’ staat in deze zin?
Ik fiets het hele eind naar school.
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord ‘fietsen’ staat in deze zin?
Ik zal het hele eind naar school fietsen.
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Welke vorm van het werkwoord ‘fietsen’ staat in deze zin? >> Ik heb het hele eind naar school gefietst.
A
hele werkwoord
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Grammatica blok 1 KGT
Maken 1.5

Klaar?
-werkblad
-bijspijkeren    -lezen










aantal
240









aantal







timer
15:00

Slide 13 - Slide

Grammatica blok 1 KGT
Hoe ging het vandaag?










aantal
240









aantal







Slide 14 - Slide

Doelen van deze les
-kun je uitleggen wat een werkwoord is;
-kun je alle werkwoorden vinden in een zin;
-kun je goede zinnen schrijven waarin je de werkwoorden op de goede manier gebruikt.
-BEHAALD?!?

Slide 15 - Slide